… het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal
zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw
midden is (1 Kor. 14: 25)
Ook deze zomer zullen veel vakantiegangers weer de nodige kerken ‘in den vreemde’ bezoeken; soms om er een dienst van de plaatselijke gemeente bij te wonen, maar veel vaker om de interessante aspecten van het gebouw te bewonderen. Veel van het ‘gedoe’ rond die kerkgebouwen doet mij denken aan een verhaal, dat ik ooit tegenkwam. Ik heb het niet terug kunnen vinden, maar meen me ter herinneren dat het uit een nummer van de Strijdkreet kwam. Het ging ongeveer als volgt:
Een Amerikaanse vrouw, nogal een
nuchter type, ‘deed’ met een gezelschap Europa. In het Vaticaan vertelde de gids die het gezelschap rondleidde vol
trots dat de kippen die er rondscharrelden rechtstreeks afstamden van de haan
die gekraaid had toen Petrus Jezus drie maal had verloochend. “Maar”, vroeg
onze hoofdpersoon, “leggen ze ook eieren?”
Later die week bezichtigde het gezelschap St. Pauls’s Cathedral in Londen. Hier vertelde een gids, eveneens vol trots, welke koninklijke personen, admiraals en andere beroemdheden er in de kerk begraven lagen. Onze toerist had echter opnieuw een vraag: “Maar komen hier ook mensen tot geloof?”
Later die week bezichtigde het gezelschap St. Pauls’s Cathedral in Londen. Hier vertelde een gids, eveneens vol trots, welke koninklijke personen, admiraals en andere beroemdheden er in de kerk begraven lagen. Onze toerist had echter opnieuw een vraag: “Maar komen hier ook mensen tot geloof?”
Misschien wat eenzijdig, maar volgens
mij is het wel de vraag waar het om gaat; bij kerkgebouwen, bij gemeenten én
bij individuele christenen: de vraag naar de ‘vruchten’. De christen en de
christelijke gemeente die geen lichtdrager is, geen zout der aarde, zo zegt
Jezus snoeihard, “deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen
vertreden te worden” ( Mt. 5:13). En ook de samenkomst van de gemeente wordt
door Paulus getoetst aan de hand van de vraag of ‘buitenstaanders’ (toehoorders
of ongelovigen) verstaanbare en relevante dingen horen die hen ertoe brengen
die te be-amen en zich ter aarde te werpen, God te aanbidden en te belijden dat
God op deze plek “in het midden” is.
Zo is ook een kerkgebouw niet per
definitie een godshuis: komen er ook mensen tot geloof, leren mensen tot hun
heil Jezus Christus kennen als hun Verlosser. Anders staat zo’n gebouw alleen
maar oud en – in het gunstigste geval – interessant te wezen. En als het niet
interessant genoeg is, wordt het een winkel, appartementencomplex,
horecagelegenheid of nog iets anders.
God woont niet in wat met handen is gemaakt,
benadrukken Stefanus en Paulus. Ze hebben het dan over tempels; respectievelijk
over de tempel in Jeruzalem en de heidense tempels in Athene. Joden én heidenen
moeten zich daar niet te veel op richten: God is er niet aan gebonden; Hij
woont temidden van Zijn gemeente; dát is zijn lichaam. God is daar, waar twee
of drie vergaderd zijn in zijn Naam. En dat staat los van de vraag waar die
twee of drie (of méér, natuurlijk) samenkomen. Want terwijl duizenden
kerkgebouwen gesloten worden als huis van gebed, vergadert God zijn gemeente in woonkamers, aula’s
van scholen, parkeergarages (denk aan de Bijlmermeer), en bedrijfsgebouwen op
industrieterreinen.
Een praktisch gebouw om als gemeente
samen te komen, is iets om dankbaar voor te zijn. En als het dan ook nog een
mooi gebouw is, mag je je daar ook gerust over verheugen. Maar de hamvraag voor
de gemeente blijft toch: maar leggen ze ook eieren? Is wat er in en om het
gebouw gebeurt, ook vruchtbaar, dienstbaar aan de komst van Gods
Koninkrijk? Komen er hier ook mensen tot
geloof.
En als u op vakantie een mooi, oud
kerkgebouw bezichtigt, geniet er dan van. Maar doe het niet zonder een gebed
voor de gemeente die er (hopelijk) op de Dag des Heren samenkomt: dat ze het
gebouw dienstbaar zal weten te maken aan de opdracht die God gaf: Maak alle
volkeren tot mijn discipelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten