dinsdag 17 oktober 2023

Alpha en Micha




Dit najaar wordt in onze stad op vijf plaatsen de Alpha-cursus aangeboden, zoals dat aan het begin van het jaar ook al - zelfs op op zes plaatsen - gebeurde. De cursus richt zich vooral op mensen buiten de kerk, om hen op een heel laagdrempelig manier kennis te laten maken met het christelijke geloof. 

De cursus bestaat uit 10-12 avondbijeenkomsten die veelal met een maaltijd beginnen, en een dag of weekend. De cursus werd in 1996 ontwikkeld in een Anglicaanse kerk in Londen. Sinds die tijd volgden naar schatting 25 miljoen mensen de cursus. In Nederland deden de afgelopen 25 jaar 375.000 mensen dat. 

In Dordrecht wordt de cursus ‘breed-kerkelijk’ aangeboden door vijf kerkelijke gemeenten of missionaire projecten; van de ‘bonders’ in de Augustijnenkerk tot en met de evangelischen van Jozua, onder de vlag van Missie Dordrecht. 


Nu ben ik zelf ook wel betrokken geweest bij het aanbieden van Alpha-cursussen. Maar op dit moment  probeer ik, samen met een paar anderen, in deze stad een andere cursus ‘van de grond te tillen’: Micha. Ook internationaal, maar gericht op christenen. Want Micha “gelooft dat juist christenen de opdracht hebben gekregen om te streven naar gerechtigheid, en hierin voorop zouden moeten lopen”. En dan gaat het om economische gerechtigheid (eerlijke handel, dus bijvoorbeeld geen goedkope producten in het rijke Westen dankzij zwaar onderbetaalde arbeid in ontwikkelingslanden), maar ook om ‘ecologische gerechtigheid’, het streven naar een duurzame wereld. 


We beleefden de warmste zomer ooit, en de gevolgen werden op allerlei manieren merkbaar. Dan zou je denken dat in ieder geval in de kerk iedereen er inmiddels van doordrongen is dat er een roeping ligt op dit gebied, ecologische gerechtigheid. 

Maar zelfs in de kerk beginnen we veelal pas over zonnepanelen na te denken als het ‘economisch verantwoord’ is, als het voordeel oplevert. De zorg over het gebruik van fossiele brandstoffen wordt in veel kerken nu pas een item. Niet zozeer omdat het bijdraagt aan de opwarming van de aarde, maar omdat het afschaffen van ‘fossiele subsidies’ kerken geld kan gaan kosten; zij kunnen namelijk nu nog 50 procent van de energiebelasting op elektra en gas terugvragen bij de Belastingdienst. 


Maar moet je je daar als kerk wel zo druk om maken. Dat mensen Jezus leren kennen: dát is belangrijk; het gaat om hun eeuwige bestemming, hun ziel en zaligheid. Maar de aarde: die maakt God straks nieuw, dus dat is niet, of veel minder, onze zorg. Of toch wel?

De invloedrijke theoloog Hendrikus Berkhof (1914-1995) schreef ooit “een christen heeft een dubbele bekering nodig: eerst van de wereld naar God toe, dan weer van God uit naar de wereld toe”. Daarmee sprak hij de theologen aan die zich in zijn tijd - de jaren 70 - heel druk maakten over het onrecht in Zuid-Afrika, Mozambique en Vietnam (veel minder, of niet in de communistische dictatuur achter het ijzeren gordijn): “Dat moeten we ons door de evangelicals laten zeggen. We hebben die eerste bekering dagelijks nodig.” Maar die ‘eerste bekering’ moet ook gevolgen hebben voor ons staan in de wereld; als het onrecht in de wereld iemand niet interesseert, is er volgens Berkhof sprake “van een halve bekering of misschien zelfs een schijnbekering”. 

Daarmee zei Berkhof, denk ik, niet zoveel anders dat wat calvinistisch christenen altijd al leerden over dankbaar leven na ontvangen genade. Maar dan over de volle breedte van het leven. Liefde voor God, voor Zijn schepselen én Zijn schepping.


Daarom, hoop ik, in het nieuwe jaar óók op (een aantal)  breed-interkerkelijke Micha-cursussen. Wie een rol wil spelen - als deelnemer om die in eigen wijkgemeente te organiseren - is bij deze van harte uitgenodigd dat te laten weten. 



Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 11,  nummer x19  d.d. 6 oktober 2023

dinsdag 5 september 2023

Gedenk de sabbat …..

In de zomer van 2023 hield Groenekerken een groenepreek-westrijd . Hieronder mijn inzending. Zie hier voor de winnaars en hun preken.  



Schriftlezingen

    • Leviticus 25 : 1 - 7
    • Romeinen 8 : 18 - 24a


Sabbatdag en sabbatsjaar

Lang geleden vertelde een oude(re) mevrouw dat het niet veel had gescheeld of ze had niet gedoopt mogen worden. De reden: ze kondigde haar komst aan op zondagmorgen, en haar vader was toen op de fiets gesprongen om de vroedvrouw te waarschuwen, dwars tegen het kerkvolk in! De kerkenraad vroeg zich af of zo iemand zijn kind wel ten doop mocht houden. 

De tentoonstelling Bij ons in de Biblebelt in het Catharijneconvent in 2019 liet o.a. horen hoe een gezin op zondagavond tegen middernacht gepakt en gezakt in de auto klaar zat om op vakantie te gaan. Maar die  auto werd pas gestart om 00.00 uur en nul seconden.

Want de sabbatdag - de zondag: dat was echt iets; zeker voor Nederlandse christenen. Er mocht van alles niet, en wat wel mocht, dat moest! 


Maar in het boek Deuteronomium én in de Heidelbergse catechismus worden de 10 geboden ook breder getrokken. Soms nogal selectief: de catechismus noemt bijvoorbeeld bij de uitleg van het gebod om niet te doden of moorden óók de opdracht niemand te onteren, haten of kwetsen, en om mijzelf niet te kort te doen of moedwillig in gevaar te brengen. En het gebod om mijn ouders te eren impliceert ook “allen, die boven mijn gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijzen.” 

Maar bij het gebod om niet te stelen wordt niet het verbod om rente te vragen genoemd, zoals Deuteronomium wel doet. En bij de uitwerking over het sabbatsgebod lees ik in de catechismus niets over het sabbats- en jubeljaar. 


Het sabbats- en jubeljaar

Zoals de zevende dag een speciale betekenis had voor en in Israël, zo had het zevende jaar dat ook. In dat jaar mocht het land niet worden ingezaaid. En wat toch opkwam mocht de boer niet binnenhalen, maar iedere passant mocht ervan plukken en eten. Het land moest “rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER” (Lev. 25:2). 

Daarnaast waren er ook andere bepalingen (in andere delen van de thora, Ex. 21 en Deut. 15): volksgenoten die verarmd waren en zodoende tot slaaf waren gemaakt, moesten in dat sabbatsjaar worden vrijgelaten, en schulden worden kwijtgescholden. En dat was nog niet alles: na 7 sabbatsjaren, dus in het 49e of 50e jaar, brak er een jubeljaar aan (lees verder in Lev. 25). In dat jaar, genoemd naar de ramshoorn die dan werd geblazen, moest het land opnieuw worden verdeeld. Een beetje zoals met monopoly: wie alles was kwijtgeraakt en met schulden eindigde - soms als slaaf -, én wie in die 50 jaar zijn grondgebied steeds had kunnen uitbreiden; ze begonnen allebei weer met eenzelfde bezit. 


Rust voor het land

Maar we concentreren ons vandaag even op de rust voor het land. God had na zes scheppingsdagen gerust van zijn werk, en de Israëlieten moesten dat ook, met alles en iedereen in huis; niet alleen vrouw en kinderen, maar ook de slaven en slavinnen, de vreemdelingen én het vee. Maar je personeel kun je vrij geven op sabbat, je os en ezel dan niet voor de ploeg spannen, maar voor het land is dat lastiger. Daarom is het daarvoor niet één op de zeven dagen sabbat, maar een in de zeven jaar. Niet zaaien, zodat het land er ook niet voor hoeft te zorgen dat er na verloop van tijd geoogst kon worden. En wat het land beliefde toch voort te brengen dus met alles en iedereen delen.

God neemt dit gebod uiterst serieus. Kennelijk is er behoorlijk mee gesjoemeld, vond met ook in Israel dat dat ‘niet haalbaar’ was, niet economisch verantwoord. Maar de Schepper van het land denkt daar anders over. En als het volk het land geen sabbatsrust gunt, dan moet dat het land maar uit, in ballingschap. “Zeventig jaar bleef het land braak liggen en had het rust, totdat alle niet in acht genomen sabbatsjaren vergoed waren,” lezen we in II Kronieken 36 : 19 (de allerlaatste verzen in de Tenach, de joodse bijbel). Dus niet alleen afgoderij, kinderoffers, waarzeggerij - al die dingen die worden aangeduid als ‘gruwelen’ - maar ook het feit dat het land nog 70 jaar vakantie tegoed had, speelden een rol als het volk in ballingschap moet. 


De belofte: zegen

In Deut. 15 gaat het ook over het sabbatsjaar; daar vooral over over de kwijtschelding van schulden. Aan het houden van die bepaling is een belofte verbonden: 

Overigens zal niemand van u in armoede leven, zozeer zal de HEER u zegenen in het land dat hij u in bezit zal geven, tenminste, als u hem gehoorzaamt en de geboden die ik u vandaag voorhoud zorgvuldig naleeft; dan zal de HEER, uw God, u zeker zegenen, zoals hij beloofd heeft. U zult aan veel volken leningen verstrekken, maar zelf hoeft u niet te lenen (Deut. 15:4-6a)

Met andere woorden: wees niet bang voor armoede; ook niet, of juist niet als je geld uitleent en kwijtscheldt. Het volk kan God vertrouwen als Hij belooft dat het volk niks tekort zal komen als het zijn geboden naleeft. Dus ook niet als het volk de opdracht krijgt het land na zes jaar een jaar braak te laten liggen liggen; ook dan is er de belofte van zegen: 

    ... en mochten jullie je afvragen waarvan je het zevende jaar moet leven als je niet mag zaaien en oogsten, bedenk dat dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die door drie jaar toereikend is. (Leviticus 25:20, 21)


De schepping, de aarde inde bijbel

De aarde behoort tot Gods goede, zéér goede schepping; de aarde is ook van God, met al wat erin is (Psalm 24:1) Maar de mens krijgt die in bruikleen, om die te bewerken én erover te waken, die te bewaren. Maar dan valt de mens - in zonde. En in die val neemt hij de schepping mee: kinderen baren wordt een zware last, de man moet zwoegen voor zijn eten, en van de akker geldt dat die is vervloekt, en doorns en distels zal voortbrengen “om wat jij - man/mens - hebt gedaan” (Gen 3:17, 18)

En toch worden er daarna nog volop en luidkeels lofliederen op de schepping gezongen; kijk het psalmboek maar door. Na de hele bekende Psalm 103, een loflied op een liefdevol en genadig God die vergeeft, geneest, zich ontfermt, volgt 104. Die psalm begint met precies dezelfde woorden als 103 - Prijs de HEER, mijn ziel -, is anderhalf keer zo lang en gaat helemaal over de glans, de glorie, de luister van de schepping. 

Paulus is daar in Romeinen 8 veel somberder over: hij refereert aan Genesis 3, aan de val van de mens waarin hij de schepping heeft meegesleurd. De aarde is ten prooi aan zinloosheid, ze is slaaf van de vergankelijkheid. Ze zucht als in barensweeën”, ze lijdt. Maar: er is hoop! (Rom. 8:21, slot). Die zit al in het woord barensweeën: het is niet een uitzichtloos lijden, het is de weg naar een geboorte, een nieuw leven. Net zoals bij de val de schepping werd meegenomen, is dat ook het geval bij de verlossing. “De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt” (19), omdat dan ook ook zijzelf dan zal worden bevrijd en “zal delen in de vrijheid en de luister die Gods kinderen geschonken wordt” (21). 


Gedenk de sabbat

De invulling van de zondag is heel erg veranderd, de laatste decennia; buiten de kerk, maar ook erin. Soms omdat christenen wat meer gingen verstaan van het doel: dat we die als een dag van vreugde - van ‘verlustiging, in oudere vertalingen - zouden zien en vieren (Jes. 58:13). Dat de sabbat er is voor de mens, en niet andersom (Markus 2:27). En dat de opdracht om te rusten een uiterst heilzaam gebod is, niet bedoeld om ons leven in te perken. 

Maar de verandering is er helaas soms ook door de druk van de omgeving, die ons leert dat het allemaal nodig is om 24/7 door te gaan met produceren en consumeren, omdat anders onze welvaart in gevaar komt. 

Ondertussen ondervinden we wereldwijd de gevolgen daarvan. Mensen die overbelast raken door alle ballen die ze in de lucht moeten houden. Maar ook een aardbol die piept een knarst, die zucht en lijdt onder de uitbuiting door de mens. Een aardbol die voldoende voortbrengt voor wat we nodig hebben, maar niet voor al onze ‘behoeften’. En daarom is het van belang steeds na te denken over de manier waarop we ons eigen leven invullen, hoe we omgaan met onze naaste én met de goede schepping: krijgen die ook die de rust die ze nodig hebben en waar zij recht op heeft. Of hebben we zoveel nodig van wat die aarde op moet hoesten - aan voedsel, kleding, brandstof, metalen voor onze smartphones - dat die haar sabbatsjaar wordt onthouden. Voor Israel betekende dat ballingschap; misschien zet God ons op een andere manier stil!


Maar moet het wel?

Maar moeten we als nieuwtestamentische gemeente eigenlijk nog iets wel met een sabbatsjaar? Ik kwam - met een verwijzing de Hebreeënbrief - de opvatting tegen dat het sabbatsjaar en het jubeljaar symbolisch spreken “van het toekomstige vrederijk van de Heer Jezus Christus”. Net als de offerdienst en het priesterschap zijn ze onvolmaakt, is het een voorafschaduwing (Hebr. 10:1): “Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust” (Hebr. 4:9).

In die opvatting was het sabbatsjaar vroeger wel van betekenis, is het ook een hoopgevend perspectief voor straks, als Jezus terugkomt, maar - anders dan de sabbatdag - niet iets voor het nu. 

Een Amerikaanse christen gaat nog een stapje verder: “ik doe niet aan afvalscheiding, want hoe eerder deze oude aarde ‘op’ is, des te eerder komt er een nieuwe”. 


De PvdD voerde tijdens de laatste verkiezingscampagne aan dat we ‘geen planeet B’ hebben’ en daarom er alles aan moeten doen om deze te redden. Christenen weten wél van een nieuwe hemel én een nieuwe aarde. Dus heeft die Amerikaan dan gelijk?

Misschien wel als je de nieuwe aarde ziet als vervanging van de huidige, die te zijner tijd bij het grofvuil kan. Maar Romeinen 8 wijst daar niet op: de schepping zal worden bevrijd, niet vervangen. Petrus trekt een lijn tussen de ‘toenmalige wereld’ die verging bij de zondvloed, en de onze die wordt prijsgegeven aan het vuur (II Petrus 3:5-7). Maar zoals de aarde uit Genesis 1 weer onder het water van de vloed vandaan kwam,  maar dan gezuiverd van het kwaad en kwade mensen, zo mogen en moeten we, denk ik, ook het vergaan door het vuur verstaan: het gaat om loutering, zoals vuur goud zuivert van onzuivere bestanddelen en allen het pure goud overlaat. 

En zoals we als christenen niet zeggen: ik rook en drink en blow en vreet alles bij elkaar, want hoe eerder mijn lichaam op is, des te eerder krijg ik een nieuw, maar het - als het goed is - beschouwen en behandelen als een tempel van de heilige Geest (1 Kor. 3:19), zo bebouwen we niet alleen deze aarde, maar bewaren we die ook. En daarom geven we haar ook de rust die haar toekomt. 


Gedenk de sabbat 

Voor je eigen welzijn. 

Voor dat van je naaste: de werknemer van de webshop en de pakketbezorger, door niet te verlangen dat je bestelling strikt binnen 24 uur wordt afgeleverd. 

Door de mensen die je voedsel verbouwen en je kleding maken genoeg te betalen, zodat zij niet zeven lange dagen per week lange dagen hoeven te werken voor een leefbaar loon. 

En voor de aarde, zodat die niet verder opwarmt en vervuilt door wat jij en ik verlangen dat zij ons geeft.

Amen. 







vrijdag 12 mei 2023

Eerst dit


 Mijn vrouw en ik maken al een aantal jaren dankbaar gebruik van Eerst dit, "de bijbelpodcast van de EO, IZB, en NPO Radio 5 die je elke werkdag helpt ontdekken wat Jezus volgen voor jou betekent.”  Een prima initiatief, wat ons betreft. Maar wel met één uitzondering: het rooster. 

Neem de lezingen vanaf Pasen. Na de paasdagen met het slot van Matteüs éérst twee dagen Psalm 139; niks mis mee. Maar daarna begin het rooster aan een wonderlijke slingerbeweging: steeds één of twee dagen Nehemia, afgewisseld met één dag 1 Korintiërs, vanaf hoofdstuk 5. En dan ook niet het hele bijbelboek; van beide bijbelboeken worden gedeelten weggelaten. Bij sommige van die gedeelten - zoals de 'lijst van teruggekeerde ballingen' in Nehemia 7 - kan ik me nog wel iets voorstellen, maar waarom bij de lezingen uit de Korintebrief gedeelten ontbreken, is mij een raadsel. Ik snap ook dat het niet nodig, en soms ook niet wijs is ieder bijbelboek aan één stuk te laten lezen, maar op deze manier wordt het wel erg hap-snap. Als ik terugzoek in het rooster, zie ik dat in februari al een paar gedeelten uit de eerste hoofdstukken van 1 Korintiërs aan de orde kwamen. Maar in de tussenliggende maanden zijn er lezingen uit Numeri, Spreuken, de Bergrede en Romeinen. 


Dat is allemaal niet voor iedereen een even groot probleem. Mijn vrouw en ik kregen allebei een vrij degelijke christelijke opvoeding, met - zeker in mijn geval - alles erop en eraan: (kinder-)bijbel aan tafel, zondagsschool, een lagere school waar nog bijbelverhalen werden verteld, catechisatie, jeugdclub enz. Dan lukt het meestal wel een bijbels figuur of een bijbelboek te plaatsen. Zodoende kon ik niet alleen de bijbelboeken al vroeg opdreunen, maar leerde ik ook de namen van de zonen van Jakob, én de Rechters (die toen nog richteren heetten) uit mijn hoofd.  

Maar er zijn ook christenen die het voorrecht van zo'n opvoeding niet hebben. En dan is de vraag hoe die zicht moeten krijgen op het geheel van de Schrift, en hoe zij voorkomen dat ze blijven steken in een aantal 'bemoedigende' bijbelteksten. Want het aanbod daarvan is groot, leerde even googelen mij. Ik las ooit dat Jeremia 29:11 de meest gezochte bijbeltekst is op internet; kennelijk heeft die Johannes 3:16 en Psalm 23 verdrongen van de eerste plaats.  Maar de woorden over Gods plan staat wel in een context; Israel moet het ermee doen tijdens de komende 70 jaren ballingschap, én met een uitdagende roeping: de bloei van de stad zoeken.

Er zijn ook mensen die de zich voornemen de bijbel in een jaar tijd helemaal te lezen. Mooi als dat lukt. Maar ik lees in een artikel over twee van hen óók dat velen "stranden bij de wetten in Leviticus" (ND 13 februari, p. 6). En ik ben bang dat het Eerst dit-rooster ook niet echt helpt om de bijbel toegankelijker te maken. 


Ik heb de afgelopen tijd gepoogd mijn moeite met het Eerst-dit-rooster, maar ook mijn ideeën over een alternatief, onder de aandacht te brengen van de organisaties 'die er over gaan' en van organisaties die voor een alternatief zouden kunnen zorgen. Daarop kreeg ik steeds óf geen reactie, óf een uitermate nietszeggende. Dus misschien is het geen probleem, maak ik dat er zelf van. Maar ik heb de overtuiging dat je met eenzelfde opzet meerdere doelen zou kunnen dienen. Nog steeds, als nu, christenen dagelijks ‘voeden’ door een bijbelgedeelte en een meditatieve toelichting daarop. Maar door de (hele) bijbel méér chronologisch en met meer aansluitende gedeelten te lezen, en zaken af en toe kort toe te lichten zaken kan er ook meer inzicht ontstaan in de geschiedenis van Israel en de vroege kerk. 


In sterk verkorte vorm geplaatst op een opiniepagina in het Nederlands Dagblad van 12 mei 2023 onder de titel Podcast 'Eerst Dit' te hapsnap.

maandag 24 april 2023

Opwekking


Het kan u zomaar zijn ontgaan, tweede helft februari, toen de media vol stonden met berichten over de vreselijke aardbeving in Syrië en Turkije, een jaar oorlog in Oekraïne en allerlei proefballonnetjes van politieke partijen in aanloop naar de verkiezingen van 15 maart. Maar tussen al die ellende was er ook nog verrassend goed nieuws: op de Amerikaanse universiteit Asbury in Wilmore, Kentucky, was een opwekking aan de gang. 

Op die universiteit zijn er drie keer per week bijeenkomsten die studenten én stafleden verplicht bij moeten wonen; waarschijnlijk iets in de trant van christelijke ‘dagopeningen’. Maar op woensdagochtend 8 februari gebeurde er iets bijzonders: na de bijeenkomst bleven een paar studenten nog wat langer om te bidden. En ze gingen niet meer weg; integendeel: andere studenten voegden zich bij hen. En na verloop van tijd ook anderen van buiten de universiteit, soms van heinde en ver. Een aantal weken ging de bijeenkomst door, dag en nacht, en er gebeurden allerlei opzienbarende dingen: mensen stelden de vraag wat zij moeten doen om behouden te worden, ze beleden hun zonden, er werden mensen genezen, er was eenheid, honger naar de bijbel, veel gebed en lofprijzing. Kortom: het leek wel Pinksteren. Het werd steeds drukker in Asbury. Wie niet meer in de aula paste, kon de bijeenkomst volgen op grote schermen buiten, en natuurlijk op de ‘socials’. Tot de verantwoordelijken van de universiteit het wijze besluit namen er een  er een einde aan te maken.


Mensen die ooit zijn onderwezen in de kerkgeschiedenis leerden in de regel veel meer over scheuringen in de kerk - christenen die elkaar in de Naam des Heren vervloekten,  de hersens insloegen of op de brandstapel gooiden - dan over opwekkingen. Maar ze waren er alle eeuwen door, grote en kleine. Soms gingen ze gepaard met ontsporingen en misstanden, maar er zijn ook prachtige voorbeelden van sociale hervormingen die er het gevolg van waren. Zo hoorde ik ooit het verhaal dat er problemen ontstonden in de mijnen in Wales na de opwekking aldaar; de ezels die de kolenkarretjes moesten trekken, kwamen niet meer in beweging omdat ze niet langer werden uitgevloekt en geslagen. 


We zijn onderweg naar Pinksteren; niet voor niets vaak aangeduid als het stiefkindje op de kerkelijke feestkalender. Naar Kerst en Pasen leven we uitvoerig toe in vier adventsweken respectievelijk zeven zondagen of 40 dagen ‘lijdenstijd’. En op het feest zelf halen we alles uit de kast. Maar Pinksteren: dat is het zomaar ineens; we kennen niet zo iets als een pinksteradvent. En als de Pinksterdag aanbreekt zitten veel kerkgangers op de camping; voor een deel op die in Biddinghuizen, bij de grote Pinksterconferentie van stichting Opwekking.


Een opwekking kun je niet organiseren. En meestal ook niet aan zien komen. Maar je kunt er wel naar verlangen, en er om bidden. Die zaken blijken er achteraf ook vaak aan ten grondslag te liggen: mensen die langdurig en trouw om zo’n opwekking hebben gebeden. Van Corrie ten Boom wordt verteld dat ze (ooit, of vaker) een cirkel op de grond tekende, daar in ging staan en dan bad of God een opwekking wilde geven, en die binnen de cirkel wilde beginnen. Dat verlangen wordt ook verwoord in een Johannes de Heer-lied (ook opgenomen in veel nieuwe bundels; zoek op Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg o Heer). Daarin zingt en bidt de gemeente: 

O, heil’ge Geest, kom tot uw heerschappij. 

Schenk een herleving en begin bij mij. 


Tijdens het schrijven van deze PS dacht ik ineens: misschien gebeuren er op ons eiland wel hoopvolle dingen omdat gestorven heiligen als Wil den Hollander - het ‘bidvrouwtje’ - en Teun van der Weijden daar lang en intens voor hebben gebeden. 


Verwachtingsvol Pinksteradvent gewenst.



donderdag 8 december 2022

De Buitenwacht: dezelfde vragen, andere antwoorden

 




In een vorig nummer van dit kerkblad schreef Hans Berrevoets een artikel over De Buitenwacht. Ik ga graag in op zijn verzoek om mijn ervaringen daarmee te noteren.


De eerste keer dat ik over De Buitenwacht hoorde, was in de tijd dat ik nog in de stad Groningen woonde en werkte. Ik was daar evangelist (of: missionair werker),  ‘gestationeerd’ vanuit de IZB. Werkgebied waren een aantal ‘achterstandswijken’; voor wie de stad kent: de Oosterpark en Korrewegwijk.

Het was een periode waarin ‘oecumenicals’ (zeg maar: zij die zich thuis voelden bij het denken in de (Wereld-)raad van Kerken) en ‘evangelicals’ (degenen die zich verwant voelden met de Evangelische Alliantie) stevige debatten voerden; soms lijnrecht tegenover elkaar stonden. 

Zo gingen de wegen uiteen inzake de beoordeling van de andere religies. In mijn kast staat nog een boek met de titel No other Name?; dus met een vraagteken achter de woorden van Petrus dat er “onder de hemel geen andere naam aan de mensen [is] gegeven, waardoor wij moeten behouden worden” (Handelingen 4:12, NBG). Het grote wandkleed dat in De Buitenwacht hangt, laat zien hoe er daar over werd gedacht. Als ik die afbeelding goed interpreteer, zegt het dat alle wegen, alle godsdiensten uiteindelijk op dezelfde plaats uitkomen. 

Dat heeft ook gevolgen voor de manier waarop je je ‘missie’ formuleert en praktiseert. 

Gerrit Jan van der Kolm benadrukte meermaals dat “je pas een boodschap voor mensen hebt, als je eerst een boodschap áán mensen hebt”. Maar dat betekende voor hem niet dat De Buitenwacht, of hij persoonlijk, een boodschap zou hebben voor mensen; hij wilde juist de neiging tot het hebben en brengen van boodschappen tegengaan. 


Toen ik eind vorige eeuw zo ver was gevorderd met mijn (deeltijd-)studie dat ik een scriptie moest schrijven, besloot ik dat te doen over de kerk in kansarme of acherstandswijken. Ik beschreef vier projecten uit de beide ‘kampen’, daaronder ook De Buitenwacht. Onderdeel van dat onderzoek was een interview met Gerrit Jan van der Kolm. Ik herkende mij lang niet altijd zijn antwoorden (zoals de opvattingen hierboven genoemd). Maar veel vaker herkende ik mij wél in de vragen die hij stelde aan ‘de kerk’ en kerkmensen: “ze zijn vervreemd van de onderlaag van de maatschappij, ze laten de kansarme wijken in de steek en ze zijn vooral bezig met ‘overleven’ ’’. Zo was (en is?) het nog steeds niet ongebruikelijk om in wijken waaruit ‘onze mensen’ - de blanke middle-class kerkgangers - wegtrokken het kerkgebouw van de hand te doen en de predikantsplaats op te heffen. En volgens mij is dat nou juist níét de bedoeling van Hem die ons opdroeg alle volken tot zijn leerlingen te maken. 


De Buitenwacht is nog steeds volop actief. Maar de verbinding met de kerk is wel erg minimaal geworden. Behalve de glas-in-loodramen aan de voorkant van het gebouw en het eerder genoemde wandkleed herinnert weinig meer aan het feit dat het drie theologen waren die eertijds De Buitenwacht van de grond tilden.

Tegelijkertijd zijn er in de afgelopen decennia tal van initiatieven geweest van kerkelijke gemeenten die betrokken wilden zijn op hun buurt; het voorbeeld van De Buitenwacht heeft daar waarschijnlijk ook een rol in gespeeld. Toen de PKN ontstond, is er in ieder geval één heel verstandig besluit genomen: er werd meer bezuinigd op allerlei zaken dan nodig, om zodoende ruimte te maken voor nieuwe initiatieven. Daaronder ook de totstandkoming van pioniersplekken: projecten om met andere vormen mensen te bereiken dan er (nog) in de kerk kwamen en komen. Rond de Petruskapel kwam zo’n pioniersplek, Staartlicht. Hopelijk betekent dat niet alleen dat het gebouw intensiever wordt gebruikt, maar heeft het ook betekenis voor de wijkgemeente aldaar. Toen ik er vorige maand mocht voorgaan, heb ik het gehad over de opdracht voor Gods volk om vrede/bloei te zoeken voor de stad, maar deze keer vooral ook over de belofte die daaraan verbonden is: “Want als het goed gaat met Babel [de stad, de Staart], dan gaat het ook goed met jullie!” (Jeremia 29:6, BGT). 

En om nog een recenter voorbeeld te noemen: de Gereformeerde Gemeente in de Julianakerk gaat van haar pastorie een inloophuis maken! 


Wim Aanen


NB

De genoemde scriptie over Missionaire presentie in kansarme stadswijken  - waar de citaten in dit verhaal uitkomen - is digitaal gratis beschikbaar voor belangstellenden. Stuur daarvoor een mailtje naar j.w.aanen@solconmail.nl. 

Genieten van genoeg


Als schuldhulpmaatje kon ik al langer regelmatig meekijken naar de financiële situatie van stadsgenoten. Het laatste halfjaar komt ook vaak het budget van landgenoten tot ons via de media. Soms is die informatie schrijnend; de torenhoge gasprijzen en de inflatie zorgen ervoor dat mensen die altijd al heel goed op hun centen moesten letten, nu structureel geld tekort komen. Maar ook zij die zich eerder aardig konden redden, komen nu soms in de problemen. De stijgende vraag om hulp bij de  Voedselbank spreekt boekdelen. Sommige mensen  maken rigoureuze keuzes: iemand liet de gasaansluiting afsluiten zónder dat ze een alternatief had. Liever in de kou dan in de schulden, was haar argument.


Maar vaak valt me ook iets anders op: kennelijk zijn we heel veel zaken als ‘noodzakelijke levensbehoefte’ gaan beschouwen. En is het ook in deze tijd heel lastig dingen - al dan niet tijdelijk - te laten staan. Zo probeer ik aan mensen met een heel krap budget wel eens duidelijk te maken dat ze een flinke slag kunnen slaan door de (of: een) auto weg te doen, zeker als die alleen maar wordt gebruikt om naar de supermarkt te rijden en/of de kinderen naar school te brengen. Maar die suggestie is veelal ’vloeken in de kerk’. En een leven zonder Netflix schijnt ook heel lastig te zijn, net als een bestaan waarop je niet meer kunt hopen op een prijs van miljoenen in een loterij, zodat je wel móét doorgaan met loten kopen. De vraag is of christenen in dit soort dingen ‘geheel anders’ zijn. 


Genieten van genoeg is de titel van een boekje dat geschreven werd door de Albasserwaardse boerendochter Martine Vonk, die in 2019 - op nog maar 45-jarige leeftijd  -  overleed. Het was ook het motto van de christelijke  jongerenbeweging rond leefstijl, armoede en milieu Time to turn, waar ze vorm én leiding aan gaf. Martine wilde beide, genoeg én genieten, benadrukken. “Als je alleen maar bezig bent met ‘genoeg’ kun je namelijk heel zuur worden”, schrijft ze. 

De woorden komen allebei voor in 1 Timoteüs 6, het hoofdstuk over geld met daarin de beroemde woorden dat geldzucht de wortel van alle kwaad is. In vers 17 gaat het over “God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten”. Zou het zo kunnen zijn dat met dat ‘alles’ datgene is bedoeld wat voor ons genoeg moet zijn (vers 8, NBG; waar we tevreden mee moeten zijn, NBV en HSV): voedsel en kleding. 

In een formuliergebed voor na de maaltijd baden of bidden we ook in deze trant. Eerst wordt God van harte bedankt voor ‘nooddruft en overvloed’ (waarbij dan weer de vraag speelt wat nooddruft is en wat overvloed), in het besef dat “menig mens eet brood der smarte” terwijl wij “mild en wèl gevoed” worden. Wat volgt is het gebed dat we niet aan vergankelijke dingen vast zullen zitten, maar alles doen wat God gebiedt. 

Het taalgebruik is sterk verouderd en ik heb mensen dit gebed horen bidden terwijl ik me afvroeg: Verstaat gij wat gij bidt?. Maar het lijkt me de moeite waard in ieder geval de strekking ervan te behouden of ons weer eigen te maken. Om in ons dankgebed ook te belijden dat het niet vanzelfsprekend is dat we in ons land bijna allemaal nog beschikken over ‘bad, brood en bed’ (en vaak over veel méér), terwijl heel veel anderen op deze aardbol dat missen. Dus uitspreken dat veel van wat aan velen van ons wordt geschonken overvloed is. En dat we daarna dan ook bidden of God ons ervoor wil bewaren dat we anders met ons bezit omgaan dan Hij bedoelde. Door genoeg te hebben aan genoeg. Én daar dan van te genieten. 



(Beluister het kinderlied Genieten van genoeg van Elly Zuiderveld, https://www.youtube.com/watch?v=iShXKcQdQzY )

woensdag 7 december 2022

Een behouden aankomst, géén kalme reis

Het NBG-bijbelleesrooster vermeldde voor de dagen rond Pasen ook lezingen uit Jeremia. Uitermate boeiende hoofdstukken. Op het gevaar af dat deze PS teveel op (nog) een meditatie gaat lijken, of op een bijbelstudie, wil ik er het er over hebben. Want het heeft naar mijn bescheiden mening heel veel te maken met de tijd waarin we leven, en die we tegemoet gaan. 

 Jeremia moet het tweestammenrijk duidelijk maken dat de maat vol is: ook zij zullen in ballingschap worden gevoerd. Met daarbij het advies zich daarbij neer te leggen (27:12). 
 In het volgend hoofdstuk lezen we dan over twee profeten die dat beiden niet ontkennen, maar er wel een verschillende conclusie aan verbinden: Chananja stelt het volk gerust met het bericht dat de ballingschap na twee jaar weer voorbij zal zijn, Jeremia is de zwartkijker die duidelijk maakt dat de ‘straftijd’ van 70 jaar echt helemaal uitgediend moet worden. 
 Het is niet eenvoudig voor het volk om te weten wie de ware profeet is: beiden spreken profetentaal: “dit zegt de HEER…”. En de boodschap van Jechonja is ook heel bijbels: God is met ons, Hij neemt het op voor Zijn volk. Maar dit is een oude preek die hij nu een-op-een toepast in een veranderde situatie. En dan wordt zo’n ‘ware’ profetie ineens zomaar een valse. 
In hoofdstuk 29:11b staat het zeer geliefde bijbelvers waarin God tegen zijn volk zegt: “Ik heb jullie geluk (shalom) voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal je een hoopvolle toekomst geven.” Een geweldige belofte, maar wel een die we ook in z’n verband moeten lezen: gericht aan een volk dat nog een lange, lange periode van vreemdelingschap tegemoet gaat, ver weg van het Beloofde Land, en dus ook van de tempel. In de woorden van de oude christelijke tegeltjeswijsheid: God belooft zijn volk niet een kalme reis, wél een behouden aankomst. 

 Nu zijn wij Israel niet, en Poetin is niet koning van Babylonië. Maar als we ons de belofte toe-eigenen, moeten we dat ook met de context doen. En misschien betekent dat vandaag wel dat niet de ‘juichende profeten’ gelijk krijgen die ons toeroepen dat we na twee jaar corona weer teruggaan naar het oude normaal, maar dat zij de valse profeten blijken te zijn. Het gaat te ver om de ‘duiders’ van de oorlog in Oekraïne het etiket ‘ware profeten’ op te plakken, maar misschien hebben zij wel méér gelijk dan wij graag willen als ze uitleggen dat er iets fundamenteel veranderd is nu er oorlog is in Europa, en we dus niet zomaar terug zullen gaan naar de situatie van voorheen. Ook als we Nederland niks gaan merken van een gewapende strijd, dan nog heeft het gevolgen; in ieder geval voor onze portemonnee. Dat betekent voor de ‘arme kant’ dat boodschappen doen en stoken nog problematischer wordt, voor de meer welgestelden dat niet alles meer kan wat voorheen wel kon. Drie keer per jaar op vakantie naar een zonnig oord, bijvoorbeeld. 

 Tot de context van de belofte hierboven behoort ook de bekende opdracht in 29:4-7. Het volk moet niet de jaren van de ballingschap ‘uitzitten’ of ‘uitdienen’, maar actief burger zijn in, en bidden én zich inzetten voor haar shalom (voorspoed, bloei, welvaart en ‘dat het goed gaat met de stad’). Of het goed gaat met Gods volk, lijkt daarvan zelfs afhankelijk te zijn: … want de shalom van de stad is ook jullie shalom. We weten niet hoe de reis eruit gaat zien, de komende jaren (of decennia); wél dat ons een behouden aankomst is beloofd. Én we weten wat ons te doen staat.