Jeremia moet het tweestammenrijk duidelijk
maken dat de maat vol is: ook zij zullen in ballingschap worden gevoerd. Met
daarbij het advies zich daarbij neer te leggen (27:12).
In het volgend hoofdstuk
lezen we dan over twee profeten die dat beiden niet ontkennen, maar er wel een
verschillende conclusie aan verbinden: Chananja stelt het volk gerust met het
bericht dat de ballingschap na twee jaar weer voorbij zal zijn, Jeremia is de
zwartkijker die duidelijk maakt dat de ‘straftijd’ van 70 jaar echt helemaal
uitgediend moet worden.
Het is niet eenvoudig voor het volk om te weten wie de
ware profeet is: beiden spreken profetentaal: “dit zegt de HEER…”. En de
boodschap van Jechonja is ook heel bijbels: God is met ons, Hij neemt het op
voor Zijn volk. Maar dit is een oude preek die hij nu een-op-een toepast in een
veranderde situatie. En dan wordt zo’n ‘ware’ profetie ineens zomaar een valse.
In hoofdstuk 29:11b staat het zeer geliefde bijbelvers waarin God tegen zijn
volk zegt: “Ik heb jullie geluk (shalom) voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal
je een hoopvolle toekomst geven.” Een geweldige belofte, maar wel een die we ook
in z’n verband moeten lezen: gericht aan een volk dat nog een lange, lange
periode van vreemdelingschap tegemoet gaat, ver weg van het Beloofde Land, en
dus ook van de tempel. In de woorden van de oude christelijke tegeltjeswijsheid:
God belooft zijn volk niet een kalme reis, wél een behouden aankomst.
Nu zijn wij Israel niet, en Poetin is niet koning van Babylonië. Maar als we ons de
belofte toe-eigenen, moeten we dat ook met de context doen. En misschien
betekent dat vandaag wel dat niet de ‘juichende profeten’ gelijk krijgen die ons
toeroepen dat we na twee jaar corona weer teruggaan naar het oude normaal, maar
dat zij de valse profeten blijken te zijn. Het gaat te ver om de ‘duiders’ van
de oorlog in Oekraïne het etiket ‘ware profeten’ op te plakken, maar misschien
hebben zij wel méér gelijk dan wij graag willen als ze uitleggen dat er iets
fundamenteel veranderd is nu er oorlog is in Europa, en we dus niet zomaar terug
zullen gaan naar de situatie van voorheen. Ook als we Nederland niks gaan merken
van een gewapende strijd, dan nog heeft het gevolgen; in ieder geval voor onze
portemonnee. Dat betekent voor de ‘arme kant’ dat boodschappen doen en stoken
nog problematischer wordt, voor de meer welgestelden dat niet alles meer kan wat
voorheen wel kon. Drie keer per jaar op vakantie naar een zonnig oord,
bijvoorbeeld.
Tot de context van de belofte hierboven behoort ook de bekende
opdracht in 29:4-7. Het volk moet niet de jaren van de ballingschap ‘uitzitten’
of ‘uitdienen’, maar actief burger zijn in, en bidden én zich inzetten voor haar
shalom (voorspoed, bloei, welvaart en ‘dat het goed gaat met de stad’). Of het
goed gaat met Gods volk, lijkt daarvan zelfs afhankelijk te zijn: … want de
shalom van de stad is ook jullie shalom. We weten niet hoe de reis eruit gaat
zien, de komende jaren (of decennia); wél dat ons een behouden aankomst is
beloofd. Én we weten wat ons te doen staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten