Minstens drie keer
per jaar ontmoeten de ledenraadsleden, als vertegenwoordigers van alle leden
van de Evangelische Omroep, elkaar én de directie. In die bijeenkomsten gaat het er niet soft
aan toe, maar worden stevige discussies gevoerd over de gang van zaken binnen
de EO. Ledenraadsleden brengen hun zorgen over programma’s of over uitlatingen
van programmamakers in heldere Hollandse taal op tafel.
Maar telkens raken wij ook weer onder de indruk van de moed,
het doorzettingsvermogen, de creativiteit en de liefde voor God en mensen die
we opmerken bij directieleden, programmamakers en andere medewerkers van de EO.
Want het is geen kleinigheid om te voldoen aan de eisen die de overheid stelt
(anders blijf je geen publieke omroepvereniging), die de netmanager stelt (want
anders wordt je programma niet geplaatst), die de ‘doelgroep’ stelt (anders
wordt die niet bereikt) en ook nog binnen de grenzen te blijven die je voor
jezelf kunt verantwoorden. Dat is aanmerkelijk minder eenvoudig dan een
christelijk blad of christelijke boeken uitgeven of een radiozender ‘runnen’
die speciaal is bedoeld voor christenen.
We zijn dankbaar voor iedereen die blijkt geeft van
betrokkenheid bij het werk van de EO en daarvoor bidt. Maar de actie die nu
wordt gevoerd laat ons inziens zien dat je datgene wat wel het sterkste wapen
van de christen wordt genoemd – het gebed – ook als dolk in de rug kunt
gebruiken: alsof God aan jouw kant staat en het vooral de ander is die gebed
nodig heeft. Naar wij hopen en verwachten ongewild, maar toch ….
Wij zouden graag zien dat de initiatiefnemers van de actie
‘Ik bid en blijf lid’ zich wat duidelijker rekenschap geven van de opgave
waarvoor de mensen bij de EO staan; van het feit ook dat er het een en ander is
veranderd sinds de EO werd opgericht. En dat het dilemma dus vaak is: zoeken we
deze grens op, met het risico dat we er overheen gaan, of blijven we veilig
binnen de marges en laten we de echte ‘verloren zonen’ – die vaak geen enkel
besef meer hebben van zoiets als een vaderhuis – maar rustig zitten waar ze
zitten. Soms komen programmamakers, directieleden en/of leden van de Raad van
Toezicht en Ledenraad tot de conclusie dat een programma niet gemaakt had
moeten worden. Maar dat risico loop je alleen als je in beweging bent, op zoek
naar die verloren zonen. Want, het is geen bijbeltekst maar daarom nog wel
waar: de enige manier om kritiek te ontgaan is niets te zeggen, niets te doen en niets te zijn.
Het verhaal van de actiegroep is onzuiver. Ze grijpt missionaire
programma’s die tot controverses leidden aan voor haar kritiek op het
EO-beleid. Tegelijkertijd beweert ze dat de EO geworden is tot een
“weinigzeggende omroep met een christelijk sausje”, een omroep die geen
boodschap voor de wereld meer heeft. Deze argumenten gaan niet samen. Het
gemakkelijke verhaal van de “vervlakking” van de EO past niet bij de kern van
de kritiek en doet bovenal geen recht aan de motieven van de programmamakers. Het
is uitstekend om te discussiëren over de juiste missionaire stijl (dat doet de
Ledenraad ook), maar de discussie moet zuiver blijven.
Wij hopen dat alle christenen die het ‘eeuwig wel en wee’
van hun landgenoten ter harte gaat, lid zullen blijven of (weer) zullen worden van de EO, dat ze
vooral ook zullen volharden in het gebed
voor iedereen die erbij betrokken is (zoals we ook doen in de
bijeenkomsten van de Ledenraad; zoals in de loop van de week ook voortdurend
gebeurt in het EO-gebouw). We hopen ook dat ze goed zullen luisteren wanneer de
directieleden of programmamakers uitleggen waarom ze een programma maken en wie
ze daar bij betrekken. Zelfs als het om een verloren zoon gaat die in hun ogen
wel heel erg ver van huis is * .
* De actie Ik bid en blijf lid richtte zich, blijkens een persbericht, tegen een "programmaserie met zanger Gordon als de zoveelste provocatie in de richting van de grondslag en de achterban van de omroep, na diverse eerdere incidenten."
Deze ingezonden brief schreef en verstuurde ik aan het Reformatorisch Dagblad samen met mede-EO Ledenraadslid Gert-Jan Huisman in het voorjaar van 2010 (het is mij niet bekend of de brief ook geplaatst is).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten