Een schoenfabrikant
wilde zijn omzet vergroten en zocht daarom naar nieuwe afzetgebieden. Hij
stuurde een vertegenwoordiger naar een ver land om daar de markt te verkennen.
Na een paar weken kwam de man gedesillusioneerd terug. ‘Dat wordt niks, baas:’,
rapporteerde hij, ‘ze dragen daar geen schoenen.’ Jammer, maar niets aan te doen.
Maar de fabrikant
had er toch geen vrede mee en het jaar daarop besloot hij nog een poging te wagen.
De vertegenwoordiger die hij deze keer op pad stuurde, belde binnen een halve
dag na zijn landing dolenthousiast met
zijn baas: ‘geweldige kansen: ze dragen hier geen schoenen.’
De kerk kreeg van
haar Heer de opdracht uit te gaan tot aan de einden der aarde, om daar het
goede nieuws van Gods Koninkrijk te brengen. Dat heeft ze ook gedaan. Wie ooit
is onderwezen in de kerkgeschiedenis, is daar waarschijnlijk niet echt vrolijk
van geworden. Het waren veelal verhalen over scheuringen, over strijd om de macht,
geld en gebouwen.
Uit de
zendingsgeschiedenis valt meer inspiratie te halen; daarin wordt verteld van
mensen, vrouwen en mannen – in de tegenwoordige tijd vooral vrouwen, begreep ik
ooit - die zich geroepen wisten en die
gingen, die letterlijk vader en moeder, soms zelfs vrouw en kinderen achterlieten;
die wisten dat de kans dat ze erg oud zouden worden niet groot was, en die er
bij voorbaat niet op rekenden dat ze weer levend in hun vaderland zouden
terugkeren (dat kwam goed uit, want ze hadden ook geen geld voor een
oudedagsvoorziening). Maar ze gingen, omdat de Heer hen riep en ze ervan
overtuigd waren dat hen iets geschonken was, zo geweldig dat ze niet anders
konden dan het ook aan anderen gunnen en brengen.
De eerlijkheid
gebiedt te zeggen dat er ook veel ‘zending’ bedreven is met minder eerbare
motieven en methoden. De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat het vaak
eenlingen waren en dat ze van ‘de kerk’ vaak weinig steun kregen; de ‘moderne
zending’ was het initiatief van genootschappen, niet van kerken.
Zending gebeurt nog
steeds; vanuit het Westen richting het zuidelijk halfrond vooral door mensen
met een specialistische opleiding, vanuit ‘daar’ naar ‘hier’ vooral door
evangelisten, predikers, mensen die zich grote zorgen maken over ons; de
meesten komen dan ook in het Hollandse Sodom & Gomorra, Amsterdam, aan land. Hoe je daar ook over denkt; er is in
ieder geval het besef: daar zijn we nodig, daar is het evangelie nodig. Daar
draagt nauwelijks nog iemand schoenen.
Zelf doen we het in
Nederland anders. Ik las over een grote evangelische gemeente in Barneveld (of all places) die een dependance wilde
stichten. Prachtig. Maar men had daarvoor
niet een onkerkelijke plaats als – bijvoorbeeld - Almere uitgezocht,
maar het naburige Amersfoort; een gemeente waar het koninkrijk ook nog niet in
al z’n volheid is aangebroken, maar wel een waar de kerk nog behoorlijk aanwezig is, waar
ook de nodige missionaire initiatieven worden ontplooid. Ze dragen daar zoveel
schoenen; laten we proberen ook een graantje mee te pikken, heeft men
waarschijnlijk gedacht in Barneveld.
In onze eigen kerk
stichten we vooralsnog weinig dependances, ook al probeert de afdeling missionair werk ons de laatste
jaren wel op dat spoor te zetten. Maar voorlopig sluiten we ze eerder. En daarvoor kiezen we dan de kerken in de wijken
waar nauwelijks meer iemand naar de kerk gaat; waar ‘onze mensen’ niet wonen; in
de terminologie van hierboven: waar mensen toch geen schoenen (meer) dragen.
Het verhaal van de
schoenfabrikant gaat over visie. Het vervolg, over de kerk, óók.
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 2, nummer 17 d.d. 9 septmeber 2011, p. 32
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 2, nummer 17 d.d. 9 septmeber 2011, p. 32
Geen opmerkingen:
Een reactie posten