woensdag 14 augustus 2013

Ik wil begraven worden


Begrijpt u alstublieft niet verkeerd: ik heb het prima naar m’n zin, ik ben NIET levensmoe en ik verlang er niet naar zo spoedig mogelijk dood en begraven te zijn
Maar – tenzij de Jezus vóór die tijd  terugkomt – er komt wel een moment dat ik overlijd. En als dat dan nog mogelijk én betaalbaar is, en mijn nabestaanden er nog wat over te zeggen hebben, dan wil ik begraven worden – en dus niet gecremeerd. Ik zal u uitleggen waarom. Het heeft met Pasen te maken, en met de Wederkomst.



begraven of cremeren

In ons land zijn dat de twee opties: begraven en cremeren. Bij ons vallen water en lucht af als mogelijkheden voor ‘lijkbezorging’: wij laten geen lichamen afdrijven op zee of op een rivier en wij leggen ze ook niet ten prooi voor hyena’s en gieren. In andere culturen kwam of komt dit wel voor.  Maar bij ons blijven alleen de twee andere elementen, aarde en vuur, over. Tot het begin van de 20e eeuw was in Nederland begraven regel en cremeren, verbranden, uitzondering;  alleen ketters en heksen werden verbrand.  Langzamerhand veranderde dat en in 1913 werd het eerste Nederlandse crematorium geopend.

De voorstanders van crematie hadden een aantal heldere argumenten: cremeren is schoner (geen gevaar voor verontreinigd drinkwater bijvoorbeeld), voordelig(er), het kost geen ruimte en je lichaam gaat niet langzaam tot ontbinding en verrotting over.

Maar voor christenen was cremeren lange tijd geen optie en in veel kerken is het dat nog steeds niet. De argumenten vóór crematie, zo redeneren zij,  zijn aanvechtbaar  en de kosten zouden nooit de doorslag mogen geven. Maar er zijn ook tegenargumenten te noemen: omdat het volk Israël haar doden begroef en ook Jezus werd begraven, zouden christenen dit voorbeeld moeten volgen. Maar het belangrijkste motief om te kiezen voor begraven is het verband tussen begraven worden en de opstanding; de opstanding van Jezus én de opstanding van de doden.



1 Korinthe 15

1 Kor. 15 is een lang hoofdstuk over de opstanding. Paulus verzet zich tegen de mensen die de lichamelijke opstanding van Jezus ontkennen. Als die gelijk hebben, zo betoogt hij, dan kunnen we de tent wel sluiten; dan is het allemaal “zonder inhoud” en dan zijn christenen de meest beklagenswaardige mensen ter wereld.  Maar, zo gaat hij verder (in vers 20): Christus is opgewekt uit de doden. Hij is waarlijk, werkelijk, écht opgestaan.

En omdat dat zo is, hebben zijn volgelingen ook alle reden uit te zien naar de opstanding der doden, de opstanding van het lichaam. Want Christus stond op als eersteling, als eerste in een lange rij. De lange rij namelijk van hen die door het geloof bij Hem horen. Ook hun lichaam zal bij Zijn Wederkomst worden opgewekt, terugkeren uit het graf.



het zaad en het opstandingslichaam

In het slot van het hoofdstuk gebruikt Paulus dan het beeld van het zaad. Daar is een lichaam dat begraven wordt  mee te vergelijken. Zo’n lichaam is geen ‘stoffelijk overschot’, maar een zaad. Niet voor niets heet een begraafplaats wel een doden-akker.
Bij zaad is er aan de ene kant sprake van continuïteit  en aan de andere kant van discontinuïteit. Voor wie niet van moeilijke woorden houdt: van overeenkomst en verschil.
Overeenkomst is er tussen het zaad en wat er op komt. Wie bonen zaait, mag verwachten dat er ook bonen opkomen. Zo is er ook overeenkomst tussen het lichaam dat begraven wordt en het lichaam dat bij de Wederkomst zal worden opgewekt. Op de een of andere manier zal dat herkenbaar zijn als mijn  lichaam. Mijn lichaam is niet het zaad voor iets of iemand die op geen enkele manier meer herkenbaar is. IK word opgewekt.
Maar tegelijkertijd is er ook een groot verschil. Want het zaadje dat in de aarde wordt gestopt, gaat tot ontbinding over. Wie dat na een paar weken weer opgraaft, komt weinig fraais tegen. Maar dit proces heet ‘ontkiemen’; het is nodig om het zaadje vrucht te laten dragen.
Hetzelfde geldt voor het lichaam dat wordt begraven. Soms is het dan al ernstig aangetast. Door ziekte bijvoorbeeld – wie ooit iemand heeft zien wegteren op een sterfbed, met een lichaam dat stukje bij beetje wordt afgebroken, weet wat ik bedoel – en door zonde. Maar, schrijft Paulus: er wordt gezaaid in oneer, vergankelijkheid, zwakheid, maar opgewekt (geoogst) in eer, onvergankelijkheid en kracht. Met andere woorden: alles wat aan het gezaaide lichaam gebrekkig, onvolmaakt, ziek en zondig was, is er bij het opstandinglichaam niet meer.



Ik wil begraven worden

Ik wil dus begraven worden. Niet omdat ik geloof dat God met lege handen staat als mijn lichaam verbrand zou worden. Want dan zouden de gelovigen wiens lichaam in de Tweede Wereldoorlog werd verbrand in de gasoven van een concentratiekamp, de boot missen. En de mensen die omkwamen onder de smeulende puinhopen van de Twin Towers in New York en van wiens lichaam helemaal niets werd terug gevonden,  evenzeer. Dat kan mij ook overkomen. Het kan ook dat we in dit land nog eens zo paars worden, dat begraven verboden wordt. Of dat het onbetaalbaar wordt. Dan is er geen reden om in paniek te raken.

Maar als het even kan, wil ik begraven worden. Echt begraven, als het kan en niet alleen maar afgeleverd bij het graf, omdat het laten zakken van de kist zo eng is. Echt begraven hoort bij het proces van rouwverwerking, maar het is op zichzelf ook al een preek. De preek namelijk waar het hierboven over gaat. Het lichaam, mijn lichaam wordt gezaaid. In het graf gaat het tot ontbinding over. Inderdaad, het verrot. Maar daarmee is het ook een zaad voor het opstandinglichaam. En op de dag dat de bazuin klinkt en Jezus terugkomt, worden de doden opgewekt. Maarten Luther stelde zich voor hoe er dan op zijn grafsteen geklopt zou worden en de Heer zou roepen: “Maarten, kom er maar uit; het is zover”.



Pasen

Binnenkort viert de gemeente van de Here Jezus Christus het Paasfeest. Jezus is opgestaan uit de dood; Zijn lichaam, dat na de Zijn vreselijke dood aan het kruis in een graf was gelegd, is daar niet meer. Zijn vrienden ontmoeten hem in de dagen daarna verschillende keren. Aan de ene kant is Hij anders; Hij komt nu zomaar door gesloten deuren en verdwijnt ook zomaar weer. Hij zegt ook: ”Raak Mij niet aan”, terwijl Hij daar eerder nooit moeilijk over deed. Schijnbaar is Zijn lichaam veranderd.
Aan de andere kant is Hij ook helemaal herkenbaar. de spijkergaten in Zijn handen en de wond van de speer in Zijn zijde zijn er bijvoorbeeld nog. Ook bij Jezus is er sprake van verschil en overeenkomst.

Maar met Pasen gaat het niet alleen over de opstanding van Jezus. Het gaat ook over mijn opstanding. Want – het staat er al eerder – Hij stond op als eersteling. Voor al die anderen – voor allen die door het geloof met Hem verbonden zijn - overwon Hij de dood. Straks, bij Zijn komst, zal dat blijken. En daarom, zo besluit Paulus het lange hoofdstuk 1 Kor;l 15, daarom is mijn leven en mijn werken niet ijdel, niet zinloos “in de Here”. Er is perspectief, ook nu.

En omdat ik dat geloof, wil ik begraven worden.
                                                                                             
Meditatie in het wijkblad van de Hervormde wijkgemeente Krispijn, maart 2002

Geen opmerkingen:

Een reactie posten