woensdag 14 augustus 2013

Fresh expressions of church



Bezoekreis vernieuwende missioniare initiativen 

in Londen en Oxford  7-10 mei 2007; 

van het Hendrik Kraemer Institutt en de IZB

o.l.v. ds. Dick Looijen en dr. Gert Noort 



Engeland –1 
Ik beloofde u verslag te doen van wat ik heb opgestoken in en rondom de reis naar Engeland. Daarvoor is de beschikbare ruimte in dit kerkblad uiteraard niet toereikend, maar bij wijze van voorproefje vast dit.
Op de laatste dag van de reis – donderdag 10 mei waren we te gast bij St. Paul’s Shadwell, een Anglicaanse gemeente in een achterstandswijk aan de Thames in Oost-Londen. Een aantal jaren geleden waren er in deze gemeente nog tien oudere gemeenteleden over, die hun bisschop – want die hebben ze in de Anglicaanse Kerk - bezwoeren dat hun kerk open moest blijven. De bisschop vond dit ook en nam contact op met  een bloeiende gemeente in zijn gebied, Holy Trinity Brompton, de gemeente waar de bekende Alpha-cursus ontstond. Zo kwam er in de ‘kwijnende’ gemeente een team van ‘beroepskrachten’ (priesters als ‘seniorpastor’ en als ‘leraar’, alsmede missionaire-, jeugd- en maatschappelijk werkers), maar er werden ook 100 gemeenteleden uit Brompton gevonden die zich commiteerden om minimaal een jaar mee te leven in St. Paul’s. Nu dat jaar is een deel van die mensen gebleven; sommigen van hen zijn zelfs naar de wijk verhuisd om blijvend deel uit te maken van deze ‘gerevitaliseerde gemeente’. Er zijn op zondagmorgen – net als in Brompton - twee goed bezochte samenkomsten: in de eerste, om 09.00 uur, volgt men de traditionele Anglicaanse liturgie, de tweede, om 10.30 uur, is veel vrijer, met een muziekband, (ook) ‘opwekkingsliederen’ enz.
Misschien vindt u het niet zo gek, dat ik tijdens en na zo’n ontmoeting wel eens denk: misschien is een bisschop zo gek nog niet.


Engeland-2 
Op de voorlaatste dag van onze Engeland-reis waren we te gast in Wycliffe Hal, de – zeg maar – theologische faculteit van de universiteit in Oxford. Gasheer was een  Nederlandse docent aan deze opleiding, dr. Benno van den Toren. Naast een inspirerende inleiding door Steven Croft, de ‘Archbishops’ Missioner and Leader of Fresh Expressions’ (waarover later meer), ging het in de twee andere lezingen vooral over de opleiding in Oxford c.q. Engeland en de verschillen met Nederland (lees: de PKN).
Er vallen dan drie dingen heel erg op:
·         Anglicaans priester word je niet door je na het VWO in te schrijven voor een theologieopleiding en op je 24e beroepbaar te stellen, om vervolgens te gaan werken  in (meestal) een eenmansgemeente. Theologiestudent word je daar op voordracht van de bisschop, en pas nadat je je sporen in de kerk hebt verdiend (als vrijwilliger of betaald, bijvoorbeeld als missionair- of jeugdwerker) en er de overtuiging is dat je geschikt bent voor het ambt van priester. De bisschop betaalt dan ook die studie. De groep studenten in Oxford bestond zodoende vooral uit dertigers, maar er waren ook de nodige veertigers en vijftigers. Gevolg is dat er weinig uitval is, zowel tijdens de studie als daarna; niemand wordt voorganger omdat hij of zij nu eenmaal die lange studie heeft gedaan en het jammer vindt daar niets mee te doen of – nog – geen ander vak heeft geleerd (Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij). In Groningen kwam ik ooit een theologiestudente tegen die vond dat ze maar weer eens naar de kerk moest. Daar was ze sinds haar zondagsschooltijd niet meer geweest, maar nu kwam de tijd dat ze haar vicariaat (de stageperiode in de kerkelijke opleiding) moest gaan doen; vandaar. Ze vond het wel jammer om te stoppen met de bezigheden die ze nu had op zondagmorgen, het trainen van een roeiclub. Ik weet niet of ze met dit verhaal ooit ergens beroepen is, maar in onze kerk sluit ik het ook niet uit.
·         Wycliffe Hal is méér dan een theologische faculteit; het is een seminarium. Dat betekent dat er aan studenten niet alleen gevraagd wordt naar studieresultaten (dat ook; er wordt op hoog niveau gedoceerd), maar dat er aandacht is voor de hele mens. De Hal heeft een kapel, die ook gebruikt wordt en waar iedereen op gezette tijden wordt verwacht; studenten worden ook begeleid in, en bevraagd op  hun ‘geestelijke groei’. Een reisgenoot schreef in zijn reflectieverslag over deze reis: “Dat is in mijn opleiding en bij trainingen nooit aan mij gevraagd of ik in mijn persoonlijke relatie met Christus gegroeid ben.” En iemand anders: “Zelf ben ik tijdens mijn studie nog net niet onkerkelijk geworden, maar als het wel zo was geweest, had er geen haan naar gekraaid. En dat is toch eigenlijk raar.” Voor – al dan niet bruikbare  kennis – kan de PKN-theologiestudent op de faculteit terecht; voor zijn persoonlijke geloof is hij aangewezen op een studentenvereniging of een bijbelstudiegroep in zijn of haar kerk.
Sommigen maakten de vergelijking met het seminarie van de Belijdende kerk in Finkenwalde, waar Dietrich Bonhoeffer les en leiding aan gaf; zelf ben ik ontzettend blij dat ik mijn studie kon beginnen aan het bijbelschool, incl. internaat en ‘vormingsinstituut’ (de toenmalige Reformatorische Bijbelschool in Zeist, nu de Wittenberg). Ik heb daarna nog heel wat jaren parttime verder gestudeerd, maar ik heb nog steeds het gevoel dat ik de dingen die er écht toe doen, voor een belangrijk deel in Zeist heb meegekregen.
·         De opleiding aan Wycliffe Hal is missionair gericht. En dat kun je van de opleidingen van PKN-predikanten  niet zeggen. Natuurlijk is er in Oxford aandacht voor prediking en pastoraat, maar minstens zo belangrijk is de toerusting van aankomende priesters om uitvoering te geven aan de eigenlijke taak van de kerk: het bereiken van ‘alle volkeren’. In Nederland wordt voor mijn gevoel 99% van de tijd voor ‘praktische vakken’ besteed aan vaardigheden om  ‘de club (of: de kudde) bij elkaar te houden’; hoe je op zoek kunt naar afgedwaalde schapen, komt niet of nauwelijks aan de orde. Een dat terwijl er niet één van de 100  weg is, maar 85 of 90.
Onze reisleider in Engeland, ds. Dick Looijen, bracht in een interview in het RD naar voren dat er heel veel moet veranderen in de opleiding van predikanten: “Het gevoel van urgentie, dat de kerk dreigt te verdwijnen, ontbreekt hier. ” Dat hij dat heeft gezegd, schijnen ze bij de kerkelijke opleiding niet leuk te vinden. Maar daarmee is niet ontkend dat hij de spijker op z’n kop sloeg.


Engeland-3:  A Mixed economy 
Het besef dat je met één vorm van kerk-zijn niet iedereen kunt bereiken – One size doesn’t fits all – en dat je met de ‘traditionele vormen’ heel veel mensen niet zult bereiken, is er in de Engelse kerk al veel langer dan bij ons. Maar langzaamaan begint het wel door te dringen. Zo wordt in de visienota van de PKN gezegd: ”Ook willen wij ons nadrukkelijk gaan richten op die groepen mensen die wij met onze huidige manier van kerk-zijn niet bereiken.” En de studiesecretaris van de IZB, drs. Wim Dekker, zegt in de lezing Zending in Nederland of kerkelijke kustvaart?: “Het heeft me ook aan het denken gezet, dat een gemeentelid in onze kring, die zijn sporen in het evangelisatiewerk heeft verdiend, uiteindelijk vastloopt in de logge kerkstructuren en zegt: zo wordt het nooit wat. We moeten veelmeer de mensen opzoeken waar ze vandaag zijn in plaats van dat wij verwachten, dat ze bij ons komen en worden zoals wij zijn. Ik snap heel goed wat hij bedoelt. We zullen het net aan de andere zijde uit moeten werpen. Niet meer langs de kust, waar nauwelijks iets gevangen wordt, maar op de volle zee en dan zouden er nog wel eens heel andere vissen gevangen kunnen worden dan we nu denken.”
Het Evangelisch Werkverband (binnen de PKN) heeft er beleid van gemaakt; het streeft ernaar iedere ‘moederkerk’ zwanger te laten worden van een dochterkerk’; Protestantse Pioniers Plekken (PPP’s).
Dat betekent dus een keuze om een (belangrijk) delen van ons volk maar ‘te laten zwemmen’ (om in de terminologie van Dekker te blijven) óf de keuze voor een ‘mixed economy’  te maken. In de Anglicaanse Kerk is hiervoor het programma Fresh expressions of church gelanceerd. Kerken worden uitgedaagd om nieuwe, ‘frisse’ vormen (fresh expresions) van gemeente-zijn te ontwikkelen die passen bij doelgroepen die met traditionele vormen niet worden bereikt. Zo zagen we op DVD het voorbeeld van een ‘gothic mass’, een bijeenkomst voor Gothics’ (met hun bizarre uiterlijk en voorkeur voor zwart en dood’) in de kathedraal van Cambridge,  voorafgaand aan de opening van de vele ‘gothic nachtclubs’ die de stad telt, en van een kerkje voor surfers in Cornwall. Het klinkt allemaal nogal ‘ver weg’, maar misschien valt dat ook wel weer mee als we het naast het werk op de camping op Bruggehof zetten: ook daar worden mensen opgezocht op de plaats waar ze hun vrije tijd doorbrengen en past de christen zich – min of meer – aan.
Wim Dekker, hierboven al geciteerd, besluit zijn lezing als volgt: “Er blijven heel veel vragen over. Moeten we dan voor iedereen een eigen kerkje gaan beginnen? Dat kan toch ook niet en is toch ook niet goed? Gaat de kerk zich niet veel te veel aanpassen bij de mensen? Waar blijft de eenheid van de kerk? Dat zijn allemaal onderwerpen om dieper op in te gaan. Maar wanneer de bezwaren opgeworpen worden om een noodzakelijk nieuw proces van zending in Nederland af te remmen zijn ze fout. Ze worden pas weer belangrijk wanneer we daadwerkelijk in dat proces gaan staan. En zou de Geest ons daar dan ook niet nieuwe wegen willen leren en ons voor dwalen willen behoeden? Altijd hebben zendelingen veel risico’s genomen en toch zijn zo de mooiste dingen gebeurd.”


Engeland-4: C1-C6  
Op de dinsdag (8 mei) van onze Engelandreis bezochten we drie projecten. Het meeste indruk maakte een bezoek aan het nieuwe project van  de London City Mission en de ontmoeting met de Nederlandse missionaire werker Hans Bouma. Hij werkte jarenlang in de consultancy, maar kon zich steeds minder vinden in die invulling van zijn leven. Daarom trad hij elf jaar geleden in dienst van de LCM;  Het heeft hem al een gebroken neus gekost toen hij een groep Bengalen probeerde uit te leggen wat ‘genade’ betekent.
Wat vooral opvalt, is dat bij het project waaraan hij verbonden is, met zoveel mogelijk ‘uiterlijke kentekenen’ van het christelijk geloof heeft verwijderd – het kruis is van het voormalige Deense zeemanskerkje afgehaald – om geen onnodige barrières op te werpen, maar de kans te krijgen met zoveel mogelijk buurtbewoners – moslims – het evangelie te delen. Waarom zou je mensen buiten beledigen, als je dat ook binnen kunt doen, zie hij gekscherend tijdens onze ontmoeting. Zelf heeft hij zijn kinderen Arabische namen gegeven en ging hij een jaar lang naar de moskee om te bidden. Tot de God van Abraham, Isaac en Jacob, de Vader van Jezus Christus, wel te verstaan. Zijn uitgangspunt daarbij is dat je je niet mag aanpassen aan alles wat – vanuit christelijk oogpunt - ‘negatief’ is in de cultuur van de ander (zoals het achterstellen van vrouwen); als iets neutraal is (zoals het zitten op de grond in de moskee) of positief (zoals de gastvrijheid van moslims) kan en moet dat wel “om er zoveel mogelijk te winnen”.
In dit verband is de ‘schaal’ van belang die aangeeft in welke mate er sprak kan en moet zijn van ‘contextualisatie’, bijvoorbeeld in de omgang met moslims. C1 staat dan voor een gemeente waar het feit dat een bekeerde moslim lid is geworden, geen enkele invloed heeft op de vorm en inhoud van de viering; C2 staat voor een gemeente die zorgt voor vertaling van de dienst in het Arabisch en waar (sommige) liederen in het Arabisch worden gezongen. In een C3-setting is de hele dienst in het Arabisch en is ook de aankleding van de kerk en de kerkgangers aangepast. In deze gevallen worden bekeerde moslims aangeduid als christenen. In een C4 gemeente wordt er knielend gebeden, wassen de leden zich voor ze bidden of de bijbel aanraken; de christenen eten geen varkensvlees en drinken geen alcohol. Hier worden bekeerde moslims aangeduid als ‘volgelingen van Isa’.  “C5 staat voor bekeerde moslims die zo lang mogelijk deel blijven van de cultuur, de gemeenschap en de moskee waar zij deel van zijn. Deze gelovigen nemen deel aan het gemeenschapsleven en religieuze leven zover zij dit kunnen. Moslim theologie die in strijdt is met de bijbel verwerpen ze. Zij willen graag als moslim andere moslims winnen. Zij noemen zich net als Messiaanse Joden “Moslim volgelingen van Isa”. C6: staat voor bekeerde moslims die vanwege vervolging hun geloof stiekem moeten beleven en vaak in hun eentje of in een klein groepje hun christelijk geloof beleven.” Vrij recent was er een studiedag onder de uitdagende titel ‘Jezus in de moskee of moslims in de kerk’ (waar onder andere Jaap Hansum, de zondag voorafgaande aan deze studiedag gastvoorganger in onze wijkgemeente, aan meewerkte.) Goed om in het licht van deze vragen weer eens na te denken wat het in de praktijk betekent: voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden (1 Cor. 9:22b NBG).



Engeland-5: Behaving – believing – belonging 
Wanneer hoor je bij de kerk. In de NH (staats-)kerk al heel gauw: sommigen kwamen in de kaartenbak terecht als (geboorte-)lid omdat opa tijdens zijn militaire diensttijd niet Gereformeerd en niet Rooms Katholiek was, en daarmee automatisch bij de hervormden werd gerekend. Ook hun kinderen en kleinkinderen werden zo automatisch geboortelid, vaak zonder dat ze het zelfs wisten.
Maar dat je in een kaartenbak staat en door de kerk wordt meegeteld, wil natuurlijk nog niet zeggen dat je er ook echt bij hoort. De praktijk is toch vaak dat van ‘nieuwkomers’ wordt verwacht dat ze zich (min of meer) aanpassen: op tijd komen, een beetje fatsoenlijk gekleed zijn en niet al te opzichtig ‘in zonde levend’. (behaving). Als aan de voorwaarde van fatsoen is voldaan, kan het zijn dat zo’n nieuwe bezoeker ook blijft komen en tot geloof komt (believing).  En daarmee stijgt ook de kans dat zo iemand ‘één van ons’ wordt (belonging).
Binnen missionair gemeentestichting is het, zo benadrukt bijvoorbeeld iemand als ‘gemeentestichter’ Stuart Murray, nodig om die volgorde om te draaien; misschien nog iets eerder te beginnen (zoals ik leerde van de mensen van The Mall in Rotterdam)  door mensen te zegenen:
-          (blessing): we willen je allereerst in Jezus’ Naam zegenen;
-          (belonging): je mag ‘onvoorwaardelijk’ bij ons horen
-          (believing): we hopen en bidden dat je – mede door onze woorden én daden - Jezus leert kennen als je Verlosser en vervolgens
-          (behaving): samen met ons, met vallen en opstaan, leert Hem na te volgen op alle terreinen van het leven.
Matthijs Vlaardingerbroek, ‘gemeentestichter’in Den Haag,  begint
één van zijn ‘blogs’ als volgt:
“Er komt op een zondagmorgen een travestiet een evangelisch getinte gemeente binnen…
“Is dat een mop of zo?”
“Nee, het is geen mop. Het is een vraag waar wij als team van de missionaire wijkgemeente waar ik deel van ben over nagedacht hebben.Er komt op een zondagmorgen een travestiet onze gemeente binnen. Zij/hij stelt zich voor en noemt zichzelf Susanne terwijl je weet vanuit de contacten in de wijk dat hij Mark heet. Hoe ga je daar mee om? Noem je hem Mark of mag ze in de gemeente Susanne heten? Wat is onze houding tegen deze persoon? Hoe wordt deze persoon ontvangen; als man of als vrouw?”
“Tjonge, wat stel jij een moeilijke vragen!”
Wat is een missionaire houding?
Stuart Murray onderstreept het belang om in deze (postmoderne) tijd mensen de gelegenheid te geven in de omgang met christenen te ‘proeven’, te ‘voelen’, te ‘ervaren’ of het christelijk geloof de moeite waard is. Opnieuw een les die ik in Nederland ook al wel eens had geleerd, maar in Engeland weer eens in de praktijk heb zien functioneren.

Engeland- 6 en slot: Postchristendom
Wie ooit de kerkgeschiedenis bestudeerde, leerde waarschijnlijk de afgelopen 2000 jaar in drie of vier perioden  te verdelen: de Vroege kerk (van 33 tot 500), de Middeleeuwen (van 500 tot 1500) en de periode vanaf de Reformatie (eventueel aangevuld met een nieuw tijdperk vanaf de 19e eeuw). Stuart Murray hanteert een andere indeling: voor hem ging er ‘een knop om’ toen de kerk niet langer vervolgd, maar – sinds keizer Constantijn, die leefde van 272 of 273 tot 337 - eerst werd getolereerd en later bevoorrecht. Daarmee begon de periode van het ‘christendom’, waarin de kerk in heel veel opzichten losraakte van haar wortels, van de  navolging van Christus,  doordat zij ‘de overheid’ te vriend moest of wilde houden. Geloven, lid zijn van de kerk enz. was niet langer een zaak van een keuze (die je heel veel kon kosten), maar een automatisme: iedereen hoorde bij de kerk, werd gedoopt enz. De Reformatie veranderde daar niet echt iets aan; de kerk bleef min of meer ‘staatskerk’. Alleen kleine groepen als de Donatisten, Waldenzen, Lollarden en Anabaptisten – vaak aangeduid als sekten – maakten andere keuzes. ‘Christendom’ is voor Murray dan ook iets anders dan ‘christianity’.
Maar deze tweede periode in de kerkgeschiedenis is bezig voorbij te gaan; we komen in een tijdperk terecht die Murray aanduidt als postchristendom; een tijdperk waarin alle vanzelfsprekendheden aangaande het christelijk geloof en de kerk zijn verdwenen of gaan verdwijnen. De kerk verdwijnt uit het centrum naar de marge, wordt of werd van meerderheid een minderheid, van instituut een beweging. Privileges die de kerk had, verdwijnen en christenen worden ‘vreemdelingen’, ‘bijwoners’.  Dat betekent dat het de hoogste tijd is om allerlei zaken opnieuw te doordenken; niet in de laatste plaats de vraag hoe we in een postchristelijk tijdperk getuige van Christus kunnen zijn.
Stuart Murray is zelf betrokken bij het stichten van gemeenten op plaatsen waar de kerk helemaal verdwenen is; vaak zijn dat achterstandswijken in de grote steden. Een klein team van ‘tentenmakers’ vestigt zich in zo’n wijk en begin met een langdurig proces van kennismaken, meeleven, actief zijn in buurtcomité’s e.d. In de Praktijk’ in de Haagse Spoorwijk (zie www.gemeentestichting.nl) is een Nederlands voorbeeld van deze wijze van werken; het team was actief in de eerder genoemde activiteiten in de buurt, maar begon op een gegeven moment ook met lunchbijeenkomsten op zondag rond de middag. Zo ontstond een nieuwe gemeente, in vorm nogal afwijkend van wat wij er onder verstaan. Maar deze gemeente bestaat voor een heel belangrijk deel uit mensen voor wie de kerk en het geloof al heel lang een gepasseerd station was of nooit een rol heeft gespeeld. Christenen van buiten de Spoorwijk worden alleen toegelaten als zij minimaal één dagdeel per week actief zijn in de wijk; maakt niet uit of dat in het buurthuis, bij de speeltuinvereniging of de christelijke kinderclub is.
Ik heb veel geleerd, tijdens en rondom de reis naar Londen, en wat ik heb geleerd vraagt om verdere doordenking. Maar ik verwacht dat het vooral vruchtbaar zal zijn het geleerde in praktijk te brengen. Daar gaan we mee aan de slag, het komende seizoen. Ik hoop dat u er biddend, gevend en/of ‘meewerkend’ bij betrokken wilt zijn. 

Deze verslagen verschenen in Hervormd Dordrecht, het kerkblad van de Hervormde gemeente te Dordrecht onder de wijkberichten van wijkgemeente 5/De Hervormde wijkgemeente Krispijn, de nummers 11 tot en met 16, mei tot augustus 2007







Geen opmerkingen:

Een reactie posten