Begrijpt u alstublieft niet
verkeerd: ik heb het prima naar m’n zin, ik ben NIET levensmoe en ik verlang er
niet naar zo spoedig mogelijk dood en begraven te zijn
Maar
– tenzij de Jezus vóór die tijd
terugkomt – er komt wel een moment dat ik overlijd. En als dat dan nog mogelijk
én betaalbaar is, en mijn nabestaanden er nog wat over te zeggen hebben, dan
wil ik begraven worden – en dus niet gecremeerd. Ik zal u uitleggen waarom.
Het heeft met Pasen te maken, en met de Wederkomst.
begraven
of cremeren
In ons land zijn dat de twee
opties: begraven en cremeren. Bij ons vallen water en lucht af als
mogelijkheden voor ‘lijkbezorging’: wij laten geen lichamen afdrijven op zee of
op een rivier en wij leggen ze ook niet ten prooi voor hyena’s en gieren. In
andere culturen kwam of komt dit wel voor.
Maar bij ons blijven alleen de twee andere elementen, aarde en vuur,
over. Tot het begin van de 20e eeuw was in Nederland begraven regel
en cremeren, verbranden, uitzondering;
alleen ketters en heksen werden verbrand. Langzamerhand veranderde dat en in 1913 werd
het eerste Nederlandse crematorium geopend.
De voorstanders van crematie
hadden een aantal heldere argumenten: cremeren is schoner (geen gevaar voor
verontreinigd drinkwater bijvoorbeeld), voordelig(er), het kost geen ruimte en
je lichaam gaat niet langzaam tot ontbinding en verrotting over.
Maar voor christenen was cremeren
lange tijd geen optie en in veel kerken is het dat nog steeds niet. De
argumenten vóór crematie, zo redeneren zij,
zijn aanvechtbaar en de kosten
zouden nooit de doorslag mogen geven. Maar er zijn ook tegenargumenten te
noemen: omdat het volk Israël haar doden begroef en ook Jezus werd begraven,
zouden christenen dit voorbeeld moeten volgen. Maar het belangrijkste motief om
te kiezen voor begraven is het verband tussen begraven worden en de opstanding;
de opstanding van Jezus én de opstanding van de doden.
1
Korinthe 15
1
Kor. 15 is een lang hoofdstuk over de opstanding. Paulus verzet zich tegen de
mensen die de lichamelijke opstanding van Jezus ontkennen. Als die gelijk
hebben, zo betoogt hij, dan kunnen we de tent wel sluiten; dan is het allemaal
“zonder inhoud” en dan zijn christenen de meest beklagenswaardige mensen ter
wereld. Maar, zo gaat hij verder (in
vers 20): Christus is opgewekt uit de doden. Hij is waarlijk, werkelijk, écht
opgestaan.
En omdat dat zo is, hebben zijn
volgelingen ook alle reden uit te zien naar de opstanding der doden, de
opstanding van het lichaam. Want Christus stond op als eersteling, als eerste
in een lange rij. De lange rij namelijk van hen die door het geloof bij Hem
horen. Ook hun lichaam zal bij Zijn Wederkomst worden opgewekt, terugkeren uit
het graf.
het
zaad en het opstandingslichaam
In het slot van het hoofdstuk
gebruikt Paulus dan het beeld van het zaad. Daar is een lichaam dat begraven
wordt mee te vergelijken. Zo’n lichaam
is geen ‘stoffelijk overschot’, maar een zaad. Niet voor niets heet een
begraafplaats wel een doden-akker.
Bij zaad is er aan de ene kant
sprake van continuïteit en aan de andere
kant van discontinuïteit. Voor wie niet van moeilijke woorden houdt: van
overeenkomst en verschil.
Overeenkomst is er tussen het
zaad en wat er op komt. Wie bonen zaait, mag verwachten dat er ook bonen
opkomen. Zo is er ook overeenkomst tussen het lichaam dat begraven wordt en het
lichaam dat bij de Wederkomst zal worden opgewekt. Op de een of andere manier
zal dat herkenbaar zijn als mijn lichaam. Mijn lichaam is niet het zaad voor
iets of iemand die op geen enkele manier meer herkenbaar is. IK word opgewekt.
Maar tegelijkertijd is er ook een
groot verschil. Want het zaadje dat in de aarde wordt gestopt, gaat tot
ontbinding over. Wie dat na een paar weken weer opgraaft, komt weinig fraais
tegen. Maar dit proces heet ‘ontkiemen’; het is nodig om het zaadje vrucht te laten
dragen.
Hetzelfde geldt voor het lichaam
dat wordt begraven. Soms is het dan al ernstig aangetast. Door ziekte
bijvoorbeeld – wie ooit iemand heeft zien wegteren op een sterfbed, met een
lichaam dat stukje bij beetje wordt afgebroken, weet wat ik bedoel – en door
zonde. Maar, schrijft Paulus: er wordt gezaaid in oneer, vergankelijkheid,
zwakheid, maar opgewekt (geoogst) in eer, onvergankelijkheid en kracht. Met
andere woorden: alles wat aan het gezaaide lichaam gebrekkig, onvolmaakt, ziek
en zondig was, is er bij het opstandinglichaam niet meer.
Ik
wil begraven worden
Ik
wil dus begraven worden. Niet omdat
ik geloof dat God met lege handen staat als mijn lichaam verbrand zou worden.
Want dan zouden de gelovigen wiens lichaam in de Tweede Wereldoorlog werd
verbrand in de gasoven van een concentratiekamp, de boot missen. En de mensen
die omkwamen onder de smeulende puinhopen van de Twin Towers in New York en van
wiens lichaam helemaal niets werd terug gevonden, evenzeer. Dat kan mij ook overkomen. Het kan
ook dat we in dit land nog eens zo paars worden, dat begraven verboden wordt.
Of dat het onbetaalbaar wordt. Dan is er geen reden om in paniek te raken.
Maar
als het even kan, wil ik begraven worden. Echt begraven, als het kan en niet
alleen maar afgeleverd bij het graf, omdat het laten zakken van de kist zo eng
is. Echt begraven hoort bij het proces van rouwverwerking, maar het is op
zichzelf ook al een preek. De preek namelijk waar het hierboven over gaat. Het
lichaam, mijn lichaam wordt gezaaid. In het graf gaat het tot ontbinding over.
Inderdaad, het verrot. Maar daarmee is het ook een zaad voor het
opstandinglichaam. En op de dag dat de bazuin klinkt en Jezus terugkomt, worden
de doden opgewekt. Maarten Luther stelde zich voor hoe er dan op zijn grafsteen
geklopt zou worden en de Heer zou roepen: “Maarten, kom er maar uit; het is
zover”.
Pasen
Binnenkort
viert de gemeente van de Here Jezus Christus het Paasfeest. Jezus is opgestaan
uit de dood; Zijn lichaam, dat na de Zijn vreselijke dood aan het kruis in een
graf was gelegd, is daar niet meer. Zijn vrienden ontmoeten hem in de dagen
daarna verschillende keren. Aan de ene kant is Hij anders; Hij komt nu zomaar
door gesloten deuren en verdwijnt ook zomaar weer. Hij zegt ook: ”Raak Mij niet
aan”, terwijl Hij daar eerder nooit moeilijk over deed. Schijnbaar is Zijn
lichaam veranderd.
Aan
de andere kant is Hij ook helemaal herkenbaar. de spijkergaten in Zijn handen
en de wond van de speer in Zijn zijde zijn er bijvoorbeeld nog. Ook bij Jezus
is er sprake van verschil en overeenkomst.
Maar
met Pasen gaat het niet alleen over de opstanding van Jezus. Het gaat ook over
mijn opstanding. Want – het staat er al eerder – Hij stond op als eersteling.
Voor al die anderen – voor allen die door het geloof met Hem verbonden zijn -
overwon Hij de dood. Straks, bij Zijn komst, zal dat blijken. En daarom, zo
besluit Paulus het lange hoofdstuk 1 Kor;l 15, daarom is mijn leven en mijn
werken niet ijdel, niet zinloos “in de Here”. Er is perspectief, ook nu.
En
omdat ik dat geloof, wil ik begraven worden.
Meditatie in het wijkblad van de Hervormde wijkgemeente Krispijn, maart 2002