woensdag 7 december 2022

Een behouden aankomst, géén kalme reis

Het NBG-bijbelleesrooster vermeldde voor de dagen rond Pasen ook lezingen uit Jeremia. Uitermate boeiende hoofdstukken. Op het gevaar af dat deze PS teveel op (nog) een meditatie gaat lijken, of op een bijbelstudie, wil ik er het er over hebben. Want het heeft naar mijn bescheiden mening heel veel te maken met de tijd waarin we leven, en die we tegemoet gaan. 

 Jeremia moet het tweestammenrijk duidelijk maken dat de maat vol is: ook zij zullen in ballingschap worden gevoerd. Met daarbij het advies zich daarbij neer te leggen (27:12). 
 In het volgend hoofdstuk lezen we dan over twee profeten die dat beiden niet ontkennen, maar er wel een verschillende conclusie aan verbinden: Chananja stelt het volk gerust met het bericht dat de ballingschap na twee jaar weer voorbij zal zijn, Jeremia is de zwartkijker die duidelijk maakt dat de ‘straftijd’ van 70 jaar echt helemaal uitgediend moet worden. 
 Het is niet eenvoudig voor het volk om te weten wie de ware profeet is: beiden spreken profetentaal: “dit zegt de HEER…”. En de boodschap van Jechonja is ook heel bijbels: God is met ons, Hij neemt het op voor Zijn volk. Maar dit is een oude preek die hij nu een-op-een toepast in een veranderde situatie. En dan wordt zo’n ‘ware’ profetie ineens zomaar een valse. 
In hoofdstuk 29:11b staat het zeer geliefde bijbelvers waarin God tegen zijn volk zegt: “Ik heb jullie geluk (shalom) voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal je een hoopvolle toekomst geven.” Een geweldige belofte, maar wel een die we ook in z’n verband moeten lezen: gericht aan een volk dat nog een lange, lange periode van vreemdelingschap tegemoet gaat, ver weg van het Beloofde Land, en dus ook van de tempel. In de woorden van de oude christelijke tegeltjeswijsheid: God belooft zijn volk niet een kalme reis, wél een behouden aankomst. 

 Nu zijn wij Israel niet, en Poetin is niet koning van Babylonië. Maar als we ons de belofte toe-eigenen, moeten we dat ook met de context doen. En misschien betekent dat vandaag wel dat niet de ‘juichende profeten’ gelijk krijgen die ons toeroepen dat we na twee jaar corona weer teruggaan naar het oude normaal, maar dat zij de valse profeten blijken te zijn. Het gaat te ver om de ‘duiders’ van de oorlog in Oekraïne het etiket ‘ware profeten’ op te plakken, maar misschien hebben zij wel méér gelijk dan wij graag willen als ze uitleggen dat er iets fundamenteel veranderd is nu er oorlog is in Europa, en we dus niet zomaar terug zullen gaan naar de situatie van voorheen. Ook als we Nederland niks gaan merken van een gewapende strijd, dan nog heeft het gevolgen; in ieder geval voor onze portemonnee. Dat betekent voor de ‘arme kant’ dat boodschappen doen en stoken nog problematischer wordt, voor de meer welgestelden dat niet alles meer kan wat voorheen wel kon. Drie keer per jaar op vakantie naar een zonnig oord, bijvoorbeeld. 

 Tot de context van de belofte hierboven behoort ook de bekende opdracht in 29:4-7. Het volk moet niet de jaren van de ballingschap ‘uitzitten’ of ‘uitdienen’, maar actief burger zijn in, en bidden én zich inzetten voor haar shalom (voorspoed, bloei, welvaart en ‘dat het goed gaat met de stad’). Of het goed gaat met Gods volk, lijkt daarvan zelfs afhankelijk te zijn: … want de shalom van de stad is ook jullie shalom. We weten niet hoe de reis eruit gaat zien, de komende jaren (of decennia); wél dat ons een behouden aankomst is beloofd. Én we weten wat ons te doen staat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten