vrijdag 4 december 2020

Geef de straat terug aan de fietser



De Fietsersbond vraagt, zeer terecht, om de straat terug te geven aan de fietser (ND 30/11). Daarom lijkt het me goed als de bond, behalve gesprekspartner van de overheden, voorlopig ook een actiegroep blijft. 

Maar met fietsen in de bebouwde kom, en soms ook daarbuiten, is nog wel wat meer aan de hand. Dat weet de Fietsersbond natuurlijk veel beter dan ik, maar misschien niet iedere ND-lezer. Vandaar deze reactie.


Ik vraag me bijvoorbeeld al langere tijd af waarom zo ontzettend veel (en steeds meer) fietsers gebruik maken van een stukje weg dat nadrukkelijk niet voor hen bedoeld is, het trottoir. Vermoedelijk is voor velen van hen vooral gemakzucht de reden, en zijn deze weggebruikers  er inmiddels zo aan gewend dat ze er helemaal niet meer bij nadenken. Landgenoten die ‘van buiten’ komen zien het wellicht zo vaak gebeuren dat ze ervan uitgaan dat het zo hoort, in ieder geval toegestaan is. 

Maar er zijn ongetwijfeld ook veel mensen die het doen omdat ze de rijweg, en daarmee ook de fietsstrook, niet veilig achten. Zodoende kun je op het trottoir eerzame ouders met een kind voor- en/of achterop, en nog één of twee twee zelfstandig fietsende  basisscholieren ernaast, tegenkomen. 

Voor handhavers hoeven ‘stoepfietsers’ in ieder geval niet bang te zijn. Een ambtenaar heeft me ooit uitgelegd waarom dat is: zeker vóór de coronatijd waren boa’s vooral bezig parkeerbonnen uit te schrijven; de opbrengst daarvan mogen de gemeenten namelijk zelf houden, terwijl betalingen voor andere boetes  bij Rutte en Hoekstra terecht komen.  

Ik denk dat het ook hoog tijd wordt duidelijk af te spreken voor wie het fietspad nu eigenlijk is, zeker nu er steeds meer soorten voertuigen en voertuigjes (elektrische stepjes bijvoorbeeld) op de weg komen. Het lijkt me geen probleem om de opvolger van de Stint (max. snelheid 17 km.per uur, dus vergelijkbaar met een doorsnee fietser) daar toe te laten, maar het fietspad moet dan wel een stuk breder worden dan het nu vaak veelal is. Verbrandingsmotoren horen er natuurlijk so wie so niet; dus bromfietsen - die er meestal niet mogen komen - en zo genoemde snorfietsen - die er wel mogen komen, maar bijna altijd veel harder kunnen rijden, en dat ook daadwerkelijk doen - geweerd gaan worden 

Terecht wordt ook gevraagd om de maximumsnelheid voor auto’s op 30 km. per uur te stellen; dat lijkt me in ieder geval nodig op alle wegen zonder vrijliggend fietspad.En dan niet alleen in de stad, maar ook in alle bebouwde kommen daarbuiten.  

Ruimte voor de fiets vraagt een omslag van denken en doen, én waarschijnlijk ook (veel) tijd en geld. Maar een forse eerste stap zetten kan soms snel en goedkoop; dat bewees Parijs in september j.l. Daar werd in enkele dagen 50 kilometer fietspad gecreëerd. Met een paar potten gele verf (ND 16/9)! En in de stad een aantal straten tot fietsroute promoveren - ‘auto te gast’ - hoeft ook niet veel te kosten. 


Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 8 december 2020, pp. 12 en 13. 




donderdag 17 september 2020

Laat Jan Spruijt vrij!

De afgelopen jaren heb ik op verschillende manieren geprobeerd aandacht te vragen voor de situatie van tbs-er Jan Spruijt, die naar mijn mening zeer onrechtvaardig wordt behandeld. Zowel bij de politiek en de pers als de Ombudsman ving ik bot. Uiteindelijk wilde ik een petitie indienen, maar dat bleek weer niet mogelijk voor 'individuele gevallen'. Ik zoek verder, maar de toelichting op de petitie die ik had gemaakt, laat ik hier maar staan. 

Voor informatie: j.w.aanen@solconmail.nl 


Jan wie?

Jan Spruijt. Grote kans dat die naam je niets zegt. Als ik erbij vertel dat hij tbs’er is, kan ik me voorstellen dat je meteen allerlei beelden op je netvlies krijgt, van typetjes à la Michaël P. En dan een pleidooi voeren voor vrijlating? 

Sta me toe dat ik de casus toelicht. Neem een paar minuten de tijd voor de nood van een medemens. Ik zal het kort houden.

Eind mei publiceerde de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) een advies met als titel Langdurig in de tbs. Kortweg: Voor een deel van de tbs-gestelden is uitstroom niet mogelijk door aanhoudend delict-gevaar. Er zijn echter ook tbs-gestelden die potentieel wel zouden kunnen uitstromen, maar waarvan de behandeling stagneert door diverse knelpunten. Dit is problematisch omdat naast het voorkomen van recidive, een goede door-en uitstroom van belang is voor een effectief en toekomstbestendig tbs-stelsel.’

Jan Spruijt is een schoolvoorbeeld van iemand die mijns inzien al járen geleden de tbs-kliniek had kunnen en moeten verlaten.

In het Nederlands Dagblad (23 december 2017) stond een uitgebreid verhaal over Jan. Ik vat het hier kort samen en licht de argumenten toe om Jan op korte termijn (helemaal) vrij te laten. 

Wat er gebeurde 
Jan Spruijt (*Dordrecht, 1960) brengt een groot deel van zijn jeugd door in inrichtingen. Uit onderzoek door de commissie Deetman is gebleken dat hij daar seksueel is misbruikt. 
Jan ziet zelf in die context maar twee mogelijkheden om zijn leven nog enigszins op de rails te houden: (terug-)vechten en drinken. Met list en bedrog, soms met geweld, onderhoudt hij zijn alcoholverslaving. Aan dat leven voor galg en rad komt abrupt een eind aan als Jan in augustus 2006 twee bejaarde priesters overvalt en berooft. Binnen een dag wordt hij in de Dordtse binnenstad opgepakt, op een adres waar iemand uit de kennissenkring van Jan woonde.
Hij wordt veroordeeld tot 6 jaar cel, maar gaat in hoger beroep. Niet omdat hij de straf te zwaar vindt, maar omdat hij behandeld wil worden. In hoger beroep wijst de rechter vonnis: 40 maanden cel plus tbs. Zodoende belandt Jan in februari 2009  in tbs-kliniek De Kijvelanden in Poortugaal. Daar doorloopt hij met goed gevolg zijn behandeling. Zodra hij met onbegeleid verlof mag, wandelt Jan dagelijks langs de Oude Maas naar een verzorgings- en verpleeghuis waar hij vrijwilligerswerk doet; het is waarschijnlijk de gelukkigste tijd uit zijn leven. 
Sinds zijn arrestatie heeft Jan geen druppel alcohol gedronken. Op eigen initiatief bezoekt hij bijeenkomsten de Anonieme Alcoholisten, want hij beseft heel goed dat ‘droog staan’ niet betekent dat je geen alcoholist meer bent. Hij weet zelfs geregeld te krijgen dat de AA binnen de kliniek een groep mag starten. 
Het gaat mis als de volgende fase aanbreekt, waarin Jan op ‘transmuraal verlof’ mag. Hij vraagt aan de kliniek om plaatsing in Horeb in Beekbergen, destijds een locatie van ‘De Hoop’ in Dordrecht. Een erkende christelijke ggz-instelling dus, zonder gedoogbeleid, die hem had kunnen begeleiden naar het leven dat hij graag wilde leven. Het hoofd van de afdeling in De Kijvelanden waar Jan toentertijd verbleef wilde dat voor hem regelen, maar zij werd overgeplaatst. Het gevolg is dat Jan niet naar Hebron gaat, maar naar De Gaarshof, een instelling met een gedoogbeleid, waar drank en drugs dagelijkse kost waren (en zijn?) en waar er alles aan gedaan wordt om Jan opnieuw in de fout te laten gaan. Jan bedingt dat hij naar de AA in Breda mag en dat hij het aversiemiddel antabus zal krijgen als de zucht naar drank hem teveel wordt. Dat middel zorgt ervoor “dat je niet goed meer tegen alcohol kan. Je wordt ziek als je toch drinkt.” 
Maar als puntje bij paaltje komt, wordt het gewenste middel hem geweigerd! En dan gaat het dus goed fout; begin april 2016 zet Jan het op een zuipen. De dag erna meldt hij zich weer bij De Kijvelanden, overigens zonder andere misstappen te hebben begaan. Hij wordt echter zwaar gestraft; Jan wordt overgeplaatst naar de Pompekliniek in Nijmegen en het duurt tot begin 2019 voor hij opnieuw toe komt aan transmuraal verlof; deze keer in een woninkje op het terrein van de kliniek. Al de jaren dat Jan in Nijmegen verblijft, krijgt hij te horen dat hij nog niet in aanmerking komt voor proefverlof omdat hij nog heel wat ‘behandelingen’ nodig heeft. Maar als hij dan vraagt welke behandelingen dat zijn, krijgt hij geen antwoord. In al de Nijmeegse jaren is er vanuit de kliniek geen enkele behandeling verstrekt. De enige therapie die hij krijgt, is die waarom hij zelf heel lang om heeft moeten vragen: gericht op de verwerking van het seksueel misbruik in zijn jeugd. Daarvoor komt een therapeute van buiten langs. 
Intussen ‘vangt’ de kliniek voor Jan wel jaarlijks ruim 160.000 euro (!) van de overheid c.q. de belastingbetaler, louter voor bad, brood & bed! Ook in Nijmegen bezoekt Jan bijeenkomsten van de AA en ook hier weet hij geregeld te krijgen dat deze organisatie binnen de kliniek aan het werk kan. 
De kliniek laat keer op keer steken vallen. Daarvoor krijgt Jan weliswaar excuses aangeboden, maar het uitblijven van een gerichte behandeling en de slordige manier waarop hij wordt bejegend, maken het toch al uitzichtloze bestaan voor hem extra zuur. Brieven naar en van Jan zijn tijden onderweg; ook de correspondentie van het ziekenhuis en zijn advocaat verloopt uiterst traag. Gevolg is onder andere dat Jan afspraken in het zieken huis mis loopt. Hij zat op een gegeven moment in zijn woninkje zeven weken zonder water, twee maanden zonder gas en gedurende vijf maanden met een kapot slot, waardoor een levensgevaarlijke situatie ontstond. Drie keer moest hij ook zijn woonruimte leeghalen omdat de vloer gerepareerd moest worden; de eerste twee keer leverde dat niks op, de laatste keer kwam er maar een gedeeltelijke oplossing. 
In de zomer van 2020 had Jan zo zijn buik vol van al deze zaken, dat hij weer ‘in de fout’ ging; hij bleef een nacht weg - dat mocht – maar: zonder telefonisch bereikbaar te zijn – en dat mocht niet. Dus zit Jan weer binnen de hekken van de kliniek; weliswaar op de resocialisatieafdeling, maar toch…. 

Waarom een petitie? 
Er zijn minstens 6 redenen die pleiten voor een onmiddellijk onvoorwaardelijk verlof – desnoods een proefverlof.

1. Jan Spruyt heeft zelf gevraagd om tbs om behandeld te worden voor zijn alcoholverslaving, omdat hij niet op dezelfde manier verder wilde. 
Jan werd de dag nadat hij twee priesters had overvallen opgepakt in de woning van een goede kennis in het centrum van Dordrecht; de stad waar iedere agent hem kende. Dat laat zien dat hij er niet op uit was uit handen van justitie te blijven. Vervolgens ging hij in hoger beroep omdat hij behandeld wilde worden; als hij akkoord was gegaan met de oorspronkelijke straf, was hij bij goed gedrag na vier jaar, in de zomer van 2010, weer vrij geweest. Maar dan: onbehandeld. 
In december 2006, toen hij wachtte op de behandeling van zijn hoger beroep, schreef hij me: ‘Ik weet wel één ding zeker: ik wil er anders uitkomen want anders blijf ik dezelfde Jan Spruijt.’

2. Jan verschuilt zich niet achter zijn ‘moeilijke jeugd’ en/of een fout van de kliniek om zijn misstappen goed te praten. 
Jan heeft heel veel reden om te verwijzen naar wat hij als kind heeft meegemaakt. Maar dat deed en doet hij niet. En hij geeft ook niet (alleen) de kliniek de schuld van zijn ontsporing in De Gaarshof. Hoewel Jan het als een grote fout beschouwt van de kliniek om hem hier te plaatsen, zegt hij ook: ‘Niemand heeft me een mes op de keel gezet om me te dwingen weer te drinken’. 

3. Jan heeft zijn behandeling volledig doorstaan en was en is een ‘voorbeeldige patiënt’. 
Dat is iets anders dan een makkelijke patiënt; als Jan het idee had dat hem onrecht werd aangedaan, liet hij dat weten en diende hij zo nodig een klacht in. Maar hij onderging in De Kijvelanden de behandeling die men voor hem noodzakelijk achtte, liep niet weg tijdens zijn verlof. Hij ging trouw en met plezier naar zijn vrijwilligerswerk en zorgde ervoor dat verslaafde medepatiënten binnen de muren deel konden nemen aan het AA-programma (iets waar de klinieken zelf nog niet opgekomen waren, terwijl men wel weet dat driekwart van de bewoners verslaafd is). 


4. Jan wordt heel zwaar gestraft voor bijna niks 
Bij de overtredingen die Jan beging, handelde hij in strijd met de beperkingen die hem door de kliniek waren opgelegd. Maar zowel alcohol drinken als op stap gaan zonder telefoon zijn in onze maatschappij geen misdaden. Toch kosten ze Jan jaren van een leven in vrijheid. 

5. Jan houdt al jaren een tbs-plaats bezet zónder enige vorm van behandeling te ondergaan terwijl er een lange wachtlijst is voor de tbs-klinieken. 
‘Momenteel wachten 45 mensen in de gevangenis tot er een plek vrijkomt in een tbs-kliniek’, meldde RTV Noord op 15 juli 2020. Dan is het wel erg bizar dat iemand die al jaren niet behandeld wordt, en ook bepaald niet vluchtgevaarlijk is, al jaren binnen gehouden wordt, à raison van 160.000 euro belastinggeld per jaar. De Pompe-kliniek betoogt keer op keer, tegenover Jan én tegenover de rechter, dat Jan nog de nodige behandelingen moet ondergaan, maar ze geeft niet aan welke behandelingen men op het oog heeft. Feitelijk is er ook geen sprake van behandeling. 

6. Jan is kennelijk het slachtoffers van de Michael P’s. 
De afgelopen jaren hebben tbs-ers verschrikkelijke misdaden begaan tijdens hun verloven. Waarschijnlijk heeft dat de klinieken zo voorzichtig - of: bang - gemaakt, dat de ‘goeden’ met deze kwaden moeten lijden. Maar dat kan in een rechtsstaat toch nooit de bedoeling zijn? 

===========================================

Onderstaand opiniestuk schreef ik in december 2022 voor het Nederlands Dagblad, in de hoop dat het precies vijf jaar nadat het uitgebreide artikel over Jan Spruijt was geplaatst, dus op 23 december 2022, in de krant zou komen. De redactie is daar helaas nie top ingegaan.

 
Jan; vijf jaar later

In vergelijking met de grote zaken over onrecht dat Nederlandsers van regeringswege is aangedaan - zoals de toeslagenaffaire en Groningen - is het natuurlijk een kleinigheid.Het gaat om een enkeling, die ook nog eens wat te verwijten valt. Maar het is naar mijn mening wel onrecht. En daarom belangrijk dat het genoemd wordt. 

Precies vijf jaar geleden stond in deze krant een uitgebreid verhaal over Jan, tbs-er te Nijmegen. Voor wie het even niet paraat heeft: Jan werd als kind gruwelijk seksueel misbruikt (volmondig erkend door de commissie Deetman) en maakte vervolgens gedurende enkele decennia Dordrecht onveilig door met list en bedrog, en soms met geweld, zijn alcoholverslaving te onderhouden. 
In 2006 werd hij veroordeeld voor twee roofovervallen op Rooms-katholieke geestelijken. Tegen zijn veroordeling tot 6 jaar cel ging Jan in beroep, niet omdat hij de straf te hoog vond, maar omdat hij behandeld wilde worden. In hoger beroep werd de straf 40 maanden cel plus tbs. In Poortugaal doorliep Jan met succes zijn behandeling. Het ging mis toen hij in 2015 als alcoholist - die al 9 jaar droogstond - voor zijn transmuraal verlof in een instelling werd geplaatst met een gedoogbeleid, in plaats van de christelijke instelling waar hij naar toe had gewild. In De Gaarshof in Baarle-Nassau verkeerde Jan zodoende dagelijks tussen drinkende, blowende en misschien ook wel spuitende medebewoners. Tot het moment dat hij het zelf op een zuipen zette en weer terug geplaatst werd in de kliniek. 

Als Jan niet in beroep was gegaan tegen zijn veroordeling, zou hij 10 jaar geleden weer op straat hebben gestaan. Maar dan wel onbehandeld. Nu is hij nog steeds tbs-er; met dien verstande dat hij afgelopen zomer met de noorderzon is vertrokken vanuit zijn tiny house, net buiten het hek van de Pompekliniek, en dat hij tot op heden kennelijk onvindbaar is. Het is niet duidelijk of er nog naar hem wordt gezocht, of dat justitie hem dermate ongevaarlijk vindt, dat men er geen energie mee in steekt om hem te vinden. 

Nu ben ik niet altijd zo onder de indruk van mensen van wie als reden voor hun wangedrag wordt aangevoerd dat ze een moeilijke jeugd hebben gehad, of die dat zelf doen. Maar in het geval van Jan denk ik dat die relatie er wel degelijk is. En zijn illegale vertrek snap ik ook heel goed. Jan heeft in de laatste vijf jaren keer op keer te horen gekregen dat hij nog niet in aanmerking kwam voor de laatste tbs-fase: proefverlof, uitlopend op beëindiging van de tbs-maatregel. Hij zou nog de nodige behandelingen nodig hebben, werd steeds gezegd. Maar als Jan dan vroeg welke behandelingen dat waren, kwam er geen antwoord. En dus ook geen behandeling. De enige therapie die hij onderging, was die voor het seksueel misbruik in zijn jeugd. Maar daar had hij heel lang om moeten vragen, en kreeg hij uiteindelijk van iemand ‘van buiten’. 
Dat Jan zelf om behandeling had gevraagd, dat hij een ‘voorbeeldige’ patiënt was (misschien niet echt een makkelijke) die zijn behandeling heeft afgerond, dat hij zich zelf niet verschuilt achter zijn moeilijk jeugd (“niemand heeft me een mes op de keel gezet om me te dwingen weer te drinken” zegt hij over zijn misstap): het heeft de kliniek er niet toe gebracht hem te laten gaan. Dat hij een belangrijke(r) rol had kunnen spelen bij de AA en als ervaringsdeskundige voorlichter op het gebied van alcoholverslaving is niet gehonoreerd. En dat hij al jaren een tbs-plek bezet houdt terwijl er een lange wachtlijst is van gevangenen die op zo’n plek wachten (naar verluidt: à 160.000 euro per jaar) telt kennelijk ook niet. 

De afgelopen jaren is het niet gelukt (opnieuw) aandacht te krijgen voor de situatie van Jan. Niet bij de media, niet bij de politiek, niet bij de ombudsman en ook niet middels een petitie; die kon niet gelanceerd worden omdat het om een individu gaat, niet om een groter probleem. Maar ik hoop en bid dat Jan een goede plek heeft gevonden, al heb ik geen idee waar dat zou moeten zijn. Ik hoop ook dat er nog eens iemand uit wil zoeken hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. 




maandag 7 september 2020

De Filistijn, de Tyriër, de Moren

                       

Op internet staat een aandoenlijk youtube-filmpje: een zwarte jongen met een Hollandse naam bespeelt in een duidelijk Hollandse woonkamer een Hammondorgel. Als hij de melodie van Psalm 87 speelt, doet hij dat op ‘hele noten’. Onder het filmpje ook een regel uit deze psalm (in de berijming van 1773, vers 3): De Filistijn, de Tyriër, de Moren…. 

Ik vermoed dat deze psalm heel vaak gezongen is in diensten waarin geadopteerde kinderen werden gedoopt: wat mooi dat ook zij, zwarte en gele kindertjes, bij God én bij ons mogen horen, in Israël worden ingelijfd. Want Israël associeerden we toch vaak met ‘ons’, de kerk, het volk van God. Zendingsverhalen droegen iets vergelijkbaars uit: dappere blanke man trekt het oerwoud in en onder de klapperboom vertelt hij de gekleurde medemens - veelal aangeduid als negers - over de Here Jezus.

Vooral de vermelding van de Moren droeg aan deze beeldvorming bij: die kenden we uit een kinderliedje over ‘Moriaantje’, die - net als Zwarte Piet - zo zwart was als roet. En natuurlijk uit de geschiedenis van de ‘kamerling uit Morenland’ (in de meeste nieuwere vertalingen wordt die, zeer terecht, aangeduid als een eunuch uit Ethiopië).


Wij, witte christenen in Nederland, doen er goed aan om een aantal dingen voor ogen te houden. Om te beginnen dat wij tot dezelfde ‘categorie’ behoren als de Filistijnen, de Tyriërs én de ‘Moren’. En dat deze volkeren zelfs veel eerder werden bereikt met het evangelie dan onze Germaanse voorouders. Dat geldt sowieso voor de buurvolkeren van Israel, de Filistijnen en de bevolking van Tyrus. Maar ook de kerk in Ethiopië was er al lang - vanaf het begin van de 4e eeuw - toen Bonifatius, rond het jaar 700, in Nederland arriveerde. Dus wie wordt nou bij wie ingelijfd?


Verder goed te bedenken dat de secularisatie in Nederland er vooral is door witte mensen die de kerk vaarwel zeggen, maar dat die stevig geremd wordt door christen-migranten. De precieze aantallen zijn moeilijk te berekenen, maar hun aantal wordt geschat op een miljoen; ongeveer net zoveel als er moslims zijn in Nederland.


Na de gewelddadige dood van George Floyd ontstond er wereldwijd een protestbeweging: Black lives matter, zwarte levens doen er toe. Dat zal in de kerk waarschijnlijk niemand ontkennen, maar het is wel goed te beseffen dat christenen de nodige boter op het hoofd hebben als het gaat om onze zwarte medemens; denk alleen al aan de rol van ons calvinistische land in de slavenhandel. Maar zwarte mensen kunnen ook heel erg gekwetst worden door goedbedoelde opmerkingen. Weet dus hoe zij het gebruik van het ’n-woord’ ervaren, naar Zwarte Piet kijken en zich misschien ook wel ergeren aan de woorden uit het lied Jeruzalem mijn vaderstad (Liedboek 265 resp. 737). Daar gaat het in vers 19 over 'de negers met hun loftrompet’. Willem Barnard, de dichter van het lied, heeft daar ongetwijfeld alleen maar iets heel positiefs mee bedoeld, zoals Godfried Bomans met de beste bedoelingen het ‘negertje Flop’ ten tonele voerde in de Pa Pinkelman boeken, en we allemaal zonder enig racistisch motief Sinterklaas lieten assisteren door een zwarte Piet. Je kunt betogen dat zwarte mensen dat maar moeten begrijpen en aanvaarden. Maar misschien moeten we ons dan eerst eens verdiepen in de gevoelens van de nakomelingen van de ‘tot slaaf gemaakten’; de serie Geboeid kan daar bij helpen. 


In Dordrecht mogen we ons verheugen over de aanwezigheid van Wiebe van Horssen van Missie Dordt; naast veel andere zaken die hij oppakt is hij ook betrokken bij het programma Reversed Mission (lees het projectplan). Het kan ons helpen wat meer zicht te krijgen op de breedte van Gods kerk, ook in Dordt.  


Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 11,  nummer x  d.d. xxx 2020

zaterdag 29 februari 2020

Lees- en preekroosters

Veel christenen lezen de bijbel volgens een rooster. Soms wordt hen dat aangereikt via een dagboekje, waardoor er ook een toelichting en/of toepassing beschikbaar is. Maar er zijn ook ‘kale’ roosters. Het bekendste is het Bijbelleesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap (o.a. gebruikt door de podcast Eerst dit) en het Rooster van lezingen bij het dagelijks gebed (o.a. opgenomen in Dienstboek, een proeve,  en 1 op 1 overgenomen in Bid, Luister Leef onderweg, maar onder de titel ook makkelijk te vinden op internet); daarin wordt voor drie gebedsmomenten per dag een lezing aangegeven, een uit het Oude Testament, een uit de evangeliën en een uit de rest van het Nieuwe Testament. ‘Het idee is dat je in twee jaar tijd het Nieuwe Testament meerdere malen leest en het Oude Testament in trage vlucht.’
Er zijn ook roosters voor de wekelijkse kerkdienst; die geven aan welke bijbelgedeelten centraal moeten staan in de wekelijkse eredienst. Die worden vaak gebruikt in wat meer ‘liturgische gemeenten’ (hoe ‘liturgischer’, hoe strakker); niet of nauwelijks in reformatorische en evangelische gemeenten. 

Lacunes
Aan het gebruik van zulke bijbellees- en preekroosters zitten onmiskenbaar grote voordelen. Maar er kleven ook nadelen aan. Zo hebben ze de neiging gedeelten over te slaan. Twee voorbeelden: Lezingen bij het dagelijks gebed nam het oudtestamentische rooster over van het Jodendom en slaat daarmee Jesaja 53 over. Voor wie Jezus niet als de beloofde Messias kan zien, is dat te begrijpen, maar waarom christenen het dan ook niet meer tegen zouden mogen komen bij hun dagelijkse bijbellezing, is onbegrijpelijk en onverteerbaar; het gaat nogal ergen over.  Van de eerste Petrusbrief werd 3:1-12 - met daarin ‘vermaningen’ voor de vrouw - kennelijk gewogen en ‘te zwaar’ bevonden. Het NBG-rooster is soms wel erg ‘hap-snap’; wie het in januari volgde, las afwisselend gedeelten uit het begin van Martteüs, het slot van Jesaja, een paar spreuken en een paar Psalmen. 
En ook in het preekrooster selecteert nogal eens; zoals een collega dat ooit uitdrukte: het bevat wel het zoet maar niet het zuur. Een voorbeeld: op de 1e zondag na Epifanie is de lezing Luc 3:15-16 en 21-22; dus wél Johannes de Doper die Jezus aankondigt; ook de reactie van het volk en de duif die op Jezus neerdaalt, maar níét vers 17, over de wan in Jezus’ hand en het kaf dat in het onblusbare vuur wordt verbrand.

Dun bijbeltje
Het gangbare ‘oecumenisch leesrooster’ voor de wekelijkse eredienst (zie o.a. de genoemde Proeve en de  site van de Raad van Kerken) kent een driejarige cyclus. Dat is so-wie-so te kort om de hele bijbel aan de orde te laten komen. Maar in sommige weken - vooral de periode na Kerst - geeft het rooster een aantal weken precies dezelfde lezingen: ieder jaar de besnijdenis, de 12-jarige Jezus in de tempel, de doop van Jezus en de bruiloft in Kana. Ik vermoed dat, naarmate het rooster in een gemeente trouwer wordt gevolgd, de kerkganger een steeds smaller bijbeltje overhoudt. Iedere drie jaar weer dezelfde gedeelten: dan moet er wel veel blijven liggen (zelfs als er van tijd tot tijd alternatieven worden aangedragen).

Een vernieuwd, samenhangend bijbellees- en preekrooster
Daarom in de Maand van de Bijbel een pleidooi voor een vernieuwd, samenhangend lees- en preekrooster. Vernieuwd, omdat niet alles helemaal opnieuw hoeft: grote delen van bestaande roosters kunnen in een nieuw rooster gebruikt worden. Niet het hele wiel hoeft opnieuw uitgevonden te worden.
Maar wel roosters waarin de hele bijbel aan de orde komt. Die zullen dan een langere periode twee of drie jaar moeten bestrijken. 
En ook graag een rooster waarin er een samenhang is tussen wat door de week wordt gelezen en waar het in de preek op zondag over gaat. Ik stel me voor dat door de week een paar hoofdstukken worden gelezen. Iedereen kan er dan zijn eigen dagboek bij schrijven, of podcast van maken. De voorganger leest mee en maakt een preek over de kern van de hoofdstukken.
Vanwege de afnemende bijbelkennis, waarbij velen alleen vertrouwd zijn met losse, vooral erg bemoedigende  teksten (als Jeremia 29:11; momenteel de meest gezochte tekst op internet, begreep ik), zou een chronologische opbouw ook niet verkeerd zijn, zodat er ook aandacht kan zijn voor de context. In de preek kan dan ook nog een stukje catechese verwerkt worden. 
En dan ook nog graag echt ‘oecumenisch’; kerken en voorgangers die niks zien in (de huidige) roosters zou eens gevraagd kunnen worden waarom dat zo is, en zij zouden uitgenodigd kunnen worden te participeren in de totstandkoming van deze vernieuwde roosters. Indertijd, bij het maken van de Nieuwe bijbelvertaling, bleek er ook een brede samenwerking mogelijk van kerken en christenen die behoorlijk ver uitklaar lagen. 

In gewijzigde vorm, onder de titel 'Leesroosters kleden bijbel uit' geplaatst in het nederlands Dagblad van 14 februari 2020

vrijdag 17 januari 2020

Mooi geweest


Of we op 12 oktober al iets op ons programma hadden. Dat vroegen onze dochters afgelopen voorjaar. Toen we lieten weten dat dat niet het geval was - zo druk hebben mijn vrouw en ik het nu ook weer niet -nodigden zij ons uit om dan mee te gaan naar de Dordtse versie van het afscheidstournee van Elly & Rikkert Zuiderveld. 
Die uitnodiging hebben we graag aangenomen. In een verleden namen we hen mee naar (kinder)concerten van Elly & Rikkert, en daar hebben we alle vier hele goede herinneringen aan. Beter gezegd: het was iedere keer een feestje. 
Een afscheidconcert, dus. Want Elly & Rikkert gaan stoppen; het is ‘mooi geweest’. Dat was de titel van hun reeks afscheidsconcerten; ik vermoed in de dubbele betekenis van het woord: na 50 jaar optreden mag er voor deze zeventigers nu wel een eind aan komen. Maar ook: het was een mooie, een prachtige tijd. 

Stiekem beklaagde ik wel eens  de kindertjes die het bij hun godsdienstige opvoeding zonder Elly & Rikkert moesten doen, omdat die in hun kerk gewogen en te licht werd bevonden. In het ene geval omdat Paulus in Ef. 5:19 en Koll. 3:16 met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen bedoeld zou hebben dat de Gods lof uitsluitend gezongen zou moeten worden met psalmen, psalmen en psalmen; in het andere geval omdat Paulus daarmee uitsluitend doelde op door de  samenstellers van het (nieuwe) Liedboek goedgekeurde liederen (in de uitgebreide registers op internet komen beide echtelieden Zuiderveld voor, maar wel heel, heel erg zuinig). Maar gelukkig is er ook nog de mogelijkheid de liedjes en liederen van Elly & Rikkert te beluisteren en te zingen buiten de kerkdiensten om.

Annemarie van Heijningen-Steenbergen schrijft over haar ontdekking van het repertoire van Elly & Rikkert in haar boekje Refomeisje (in het hoofdstuk Hallelujah handjeklap). Ze noemt het ‘een soort thuiskomen’. In haar kerk - toen nog de gereformeerde gemeente - waren de liederen uitermate verdacht. Het was gospel, en dus gevaarlijk. Een mens kon zomaar het idee hebben dat hij of zij er al was, zonder de ‘toeleidende weg’ - ‘dood aan jezelf en je heil zoeken bij Christus’ - te zijn gegaan. Maar schrijft Annemarie: ‘Ik ontdekte dat de liedjes juist hierover gingen. Ik verlangde naar het leven, zong Elly bijvoorbeeld, en ik dacht dan ben ik vrij. Meestal duurde het maar even, dan ging het weer voorbij. Ik heb overal gezworven, door een onbekend gebied. Ik ben duizendmaal gestorven, het leven vond ik niet. Zeg nou zelf: was dit een toeleidende weg, compleet met stervan aan jezelf, ja of nee?’

Wat mij vooral aanspreekt bij het echtpaar Zuiderveld is de combinatie van oprechte vroomheid (bevindelijkheid zelfs, zie hierboven) en een prachtige humor. Elly zingt bijvoorbeeld over de plaats waar ze opgroeide:  … achter die haag van ligusters, daar was het klooster daar woonden de zusters (…) geurend naar sunlight en heiligheid. Dat wil Elly zelf  ook, maar het kwam er niet van:  Alles ging anders dan ik had gepland Toch vond ik meer dan ik toen heb gekend Nu leef ik een heel stuk bewuster En er zijn er die noemen me zuster. 
Voor wie zich niet thuisvoelt bij hun liedjes en liederen (of juist wel) , is er ook nog het nodige te lezen; bijvoorbeeld de verzamelingen met oneliners, spreuken, aforismen, liedteksten enz.: De slimme Rikkert en De dikker Rikkert (Barneveld, resp.2009 en 2015). 


Het is mooi geweest; dat hebben Elly & Rikkert laten zien een horen in hun afscheidstounee met 25 voorstellingen, afgelopen jaar. En ik ben blij dat ik erbij mocht zijn. Maar omdat de belangstelling voor deze concerten zo overweldigend was, gaan ze toch nog even door: in mei en juni zijn er extra concerten, waaronder een in Papendrecht. Zie http://www.truetickets.nl/elly-en-rikkert 

Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 11,  nummer 2  d.d. 17 januari 2020

LHTB: drie vragen die blijven knagen

Het afgelopen jaar (2019) ging het weer vaak over homoseksualiteit; niet in de laatste plaats dankzij de Nashville-verklaring. Bij mij blijven er vragen knagen.

LHTB: en de bijbel dan?
Het eerste boek dat ik in handen kreeg over dit onderwerp heette Wat zegt de bijbel over homofilie?  Het antwoord van de schrijver, ds. Jan van Veen, was: niets. Want in zijn optiek gaan alle teksten over dit onderwerp over ‘heidense cultus en zedelijke verwildering à la Sodom’.  
Nu is het ongetwijfeld waar dat er over sommige ‘homo-teksten méér te zeggen is dan ‘dat het niet mag’. Van Sodom wordt bijvoorbeeld in de rest van de bijbel niet meer over de homoseksuele praktijken gerept; wél over het feit dat de inwoners genoeg te eten hadden, maar ‘niets deden voor de armen en de machtelozen’ (Ez. 16:49).  Maar dan blijven er nog wel wat teksten die blijven schuren; ik denk vooral aan Genesis 1 (man(nelijk) en vrouw(elijk) schiep hij hen), 2 en 3, en Romeinen 1. 
Inmiddels delen ook veel orthodoxe christenen de mening dat een homoseksuele relatie  (mits ‘in liefde en trouw’) moet kunnen. Mij lukt het vooralsnog niet. Maar dan vraag ik me af: zou dat anders zijn als ik in mijn naaste omgeving - of bij mezelf - te maken zou krijgen met mensen die uit de kast komen. Maar ook of ik daarmee dan weer de dappere broeders en zusters die kiezen voor een leven in onthouding niet in de steek zou laten. 

LHTB: en P dan?
Het is een hard gelag wanneer aan mensen wordt gezegd dat de liefde, de intimiteit, de seksualiteit waarnaar zij verlangen, niet mag. Toch is het door de eeuwen heen steeds gebeurd: tegen de jonkvrouw en de pachter, de boerenzoon en de dienstmeid, de rooms-katholieke en de protestantse christen, de hervormde en gereformeerde protestant, tegen de moslim en de christen, tegen de nozem en de non. En ook nog tegen vele anderen. 
Nu mag het van velen, buiten maar ook binnen de kerk, niet meer tegen twee mensen van het zelfde geslacht, en ook niet tegen anderen in de reeks LHTB+ worden gezegd; óók niet dat je het wel mag ‘zijn’, maar niet mag ‘doen’. Hun seksuele geaardheid mag op geen enkele manier een reden zijn hen anders te behandelen dan hetero’s. 
Maar het punt is dat bijna iedereen óók seksuele praktijken afwijst; het bekendst is natuurlijk die van de pedofiel. Het valt mij steeds op dat de gesprekken over LHTB+-ers enerzijds en pedo’s anderzijds, altijd strikt gescheiden van elkaar worden gevoerd. Zelfs in de langste lijst met ‘gelijk-te-behandelen’ seksuele geaardheden die ik kon vinden, LGBTQIAP, staat de P niet voor pedo- maar voor panseksueel (mensen die niet vallen op geslacht, maar op karakter of persoonlijkheid).
Om misverstanden te voorkomen: ook ik ben van mening dat er geen ruimte is voor pedoseksueel geslachtsverkeer. Maar ondertussen kunnen mensen wel tot de conclusie komen dat ze pedo ‘zijn’. En de drempel is voor hen nog vele malen hoger om uit de kast te komen dan voor LHTB+-ers. Hen rest een levenslange strijd - hopelijk geholpen door mensen in hun omgeving, de kerk bijvoorbeeld - óf chemische castratie. 
Als veroordeelde pedo’s tbs krijgen, dus opgenomen worden in een kliniek, wat is er dan op tegen als homo’s, die dat zelf willen, kiezen voor een ‘behandeling’. En hoe gaat artikel 1 van de grondwet eruit zien als daarin ook seksuele geaardheid genoemd gaat worden? Op de een of andere manier zal dan toch ergens duidelijk moeten worden gemaakt dat dat voor pedo’s weer anders uitgelegd moet worden dan voor lhtb+ers; inderdaad: dat pedo’s het wel mogen ’zijn’, maar niet mogen ’doen’. 

LHTB: en de hebzucht dan?
Wat ook blijft knagen is de (oude) vraag waarom er aan de ene kant zoveel  aandacht is voor ‘seksuele zonden’, terwijl aan de andere kant zaken die de bijbel ondubbelzinnig veroordeelt door sommigen christenen heel makkelijk worden goedgepraat, én gepraktiseerd. Een recent voorbeeld is de houding van de voormalige Alblasserdamse  wethouder die blijft benadrukken dat hij niet in strijd met de (Nederlandse) wet heeft gehandeld door én wachtgeld én een vet salaris te incasseren. Dat zal wel kloppen, maar hetzelfde geldt voor zaken als echtscheiding, abortus, euthanasie, prostitutie, overspel, homoseksualiteit,  sex buiten het huwelijk, enzovoort. 

Het is griezelig om te zien hoe orthodoxe christenen - niet alleen bevindelijk gereformeerden - in zaken die te maken hebben met ‘economische én ecologische gerechtigheid’ heel makkelijk aanschurken tegen de PVV en FvD, terwijl vooral die economische gerechtigheid in de bijbel veel meer aandacht krijgt dan homoseksualiteit. Tussen Richteren 19 en Romeinen 1 wordt met geen woord over homoseksualiteit gesproken, terwijl de boeken van de profeten én de evangeliën boordevol staan met waarschuwingen tegen, en veroordelingen van sociaal onrecht, hebzucht, en over het grote gevaar van de rijkdom. Wordt het geen tijd voor een Nashville-Verklaring over hebzucht en sociaal onrecht?