In de andere serie werden de deelnemers - vijf mensen van verschillende leeftijden - met steeds heftiger vormen van armoede geconfronteerd. Eerst werden ze ondergebracht in een klein huurwoninkje, waarvan vervolgens eerst gas en licht werd afgesloten, en dat toen werd leeggehaald door een deurwaarder. Tenslotte werd de hele groep op straat gezet. Na een nacht in een koude caravan volgde er ook nog een op straat. Maar toen waren de drie mannelijk deelnemers al afgehaakt; alleen de twee vrouwen brachten de laatste nacht hongerig en verkleumd door in een verlaten winkelcentrum.
Die tweede serie heette Armoede in Nederland Eigen schuld! Met een uitroepteken dus, geen vraagteken. Het geeft de opvatting weer van twee van de vijf deelnemers aan het programma: armoede bestaat niet in Nederland, en als je toch aan de grond komt te zitten, is dat omdat je foute keuzes hebt gemaakt. Dat er soms omstandigheden zijn waarop je zelf niet of nauwelijks invloed hebt, wilde er bij hen niet in. Ze waren zelf geslaagd in het leven, of in ieder geval bezig te ‘slagen’, en als zij dat konden, moest het anderen ook lukken. Armoede in Nederland: eigen schuld, dikke bult!
In 2008 verscheen het boek Van miljonair tot krantenjongen van Sander de Kramer, voormalig redacteur van de Straatkrant en nu t.v.-presentator. De titel is een variant op de aanduiding voor ‘The American Dream', de opvatting, of het geloof, dat iedereen door hard te werken op kan klimmen van krantenjongen (dat wil zeggen: iemand die op straat losse nummers verkoopt van een dagblad) tot miljonair. Dat is hard werken, maar als je het wilt, kan het. Sander de Kramer laat zien dat het omgekeerde ook zo maar kan gebeuren: dat je van geslaagd en goedverdienend burger van de maatschappelijke ladder naar beneden kunt tuimelen en eindigt als straatkrantverkoper, om zo de paar euro’s die je moet betalen voor het slaaphuis van het Leger des Heils bij elkaar te schrapen. Vaak was het een traumatische situatie in de privé-sfeer - een partner of kind dat overleed, bijvoorbeeld - , soms ook een faillissement de aanleiding van de val.
Gelukkig zijn de gevolgen niet voor iedereen zo rigoureus. Er zijn ook mensen die ‘alleen maar’ in de schulden raken door de crisis, ontslag, gezondheidsproblemen. En die ‘alleen maar’ hun koopwoning kwijtraken en met een forse restschuld achterblijven, of anderszins een flink aantal jaren van minder dan een bijstandsinkomen moeten leven.
Christenen leerden het van Paulus: wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle (1 Kor. 10:12). Dat geldt voor vallen in zonde - Paulus noemt ontucht, afgoderij, opstandigheid - maar ook voor armoede. Het geldt zelfs voor het ‘vluchtelingschap’; niets garandeert ons dat we op enig moment zelf niet aangewezen zullen zijn op de barmhartigheid van anderen.
Christenen leerden het van Jezus’ woorden én van Zijn ‘daden’: om met ontferming bewogen te zijn, om te helpen; als de mensen in nood onschuldig is, maar óók als zijn nood hem wel te verwijten valt. Want die laatsten zijn er natuurlijk wel. Maar voor Jezus maakte het niet uit; Hij genas, bevrijdde, voedde en onderwees hen allemaal. Als Hij iets zei over schuld, was het veelal achteraf (zondig van nu af niet meer).
Pas op dat je niet valt! En laat je houding tegenover mensen die wél vielen - schuldig of onschuldig - bepaald worden door het besef dat het jou ook zomaar kan overkomen.
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 7, nummer 19, d.d. 29 april 2016, p. 32
Treffend Wim. Deze gedachte (het kan ook mij overkomen) creëert mededogen en dankbaarheid. groetjes, Anne Stekhoven
BeantwoordenVerwijderen