Posts tonen met het label Gemeenteopbouw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gemeenteopbouw. Alle posts tonen

vrijdag 22 november 2024

PLEIDOOI om de Petruskapel open te houden





Delfshaven, Rotterdam

Toen ik in het voorjaar van 1996 begon als voorganger van de hervormde wijgemeente in Krispijn was ik ook bezig met het schrijven van mijn afstudeerscriptie. Die ging over vier missionaire projecten in ‘kansarme’ stadswijken. De meeste inspiratie ontleende ik aan wat er was gebeurd in de hervormde gemeente Delfshaven. Daar vond na de oorlog en wederopbouw een “inkrimpingsproces van verbijsterende omvang” plaats, doordat veel kerkgangers vertrokken naar nieuwe, ruimere en nettere wijken. Van de acht wijkgemeenten bleven er drie over, met een heel sterk vergrijsd ledenbestand. In 1985 werd besloten die drie samen te voegen, maar tegelijkertijd te kiezen voor een nieuwe koers. “De conclusie groeide: de kerk in een oude stadswijk heeft enkel toekomst als zij er wil zijn voor iedereen. Als zij de openheid niet wil, zal ze wegkwijnen en tenslotte verdwijnen.” Met hulp van buiten (HEB, IZB) werden er missionaire werkers aangesteld en allerlei initiatieven ontplooid.

De belofte die verbonden is aan de bekende ‘zendingsopdracht’ in Jeremia 29 - Zoek de vrede/bloei voor de stad (Babel!) - werd bewaarheid: hervormd Delfshaven bloeide op en is nu weer een volop levende en levensvatbare gemeente. 


Oud Krispijn, Dordrecht

Voor de hervormde wijkgemeente in Krispijn - een wijk met een vergelijkbare geschiedenis als Delfshaven - zocht men in 1996 opnieuw iemand die nog een poosje op de winkel zou willen passen, maar die uiteindelijk het licht zou moeten uitdoen. Zo stond het niet in de advertentie, maar daar kwam het wel op neer. De geschiedenis van Delfshaven motiveerde mij om toch te solliciteren op deze functie. 

En door Gods genade, het werk van de Heilige Geest én dankzij een aantal dappere jonge mensen, die de moed hadden zich aan te sluiten bij een krimpende en sterk vergrijsde wijkgemeente, gebeurde het opnieuw; zij het in veel bescheidener vorm dan in Delfshaven. Maar toch: de wijkgemeente is inmiddels gegroeid en waarschijnlijk qua leeftijdsopbouw de jongste binnen de PKN-gemeenten op het Eiland van Dordrecht. Nu staat ze voor de uitdaging niet alle energie op te laten gaan aan ‘de boel bij elkaar houden’, maar om een voluit missionaire gemeente te zijn. 


De Staart, Dordrecht

Het gerucht gaat dat er (opnieuw) plannen zijn om de Petruskapel op de Staart te sluiten. Daarmee zou er weer een kerk in een ‘achterstandswijk’ verdwijnen; en dan ook nog de enige, dus laatste! Ik vind dat om verschillende redenen een slecht idee. 

  • Er ís nu nog een gemeente van Jezus Christus. Klein en grijs, maar - voor zover ik dat kan beoordelen - wel een hechte gemeenschap. 
  • De afgelopen jaren zijn er in meerdere ‘kerkloze’ of ‘kerkarme’ buurten - zoals de Vogel- en, Zeehavenbuurt - nieuwe projecten gestart, aangeduid als gemeentestichtings- of pioniersplek. Op de Staart begon de vrijgemaakte Kandelaarkerk een aantal jaren terug Staartlicht, en ook Youth for Christ werd er actief. Inmiddels vallen die initiatieven onder Missie Dordt. Maar er zijn ook contacten met de Petruskapel: in het gebouw worden bijvoorbeeld kinder- en jongerenclubs gehouden. Dat biedt kansen om elkaar te versterken. 
  • Hierboven twee voorbeelden van ‘terminale’ kerkelijke gemeenten die opbloeiden. Maar er zijn er meer, óók in ons door-en-door geseculariseerde landje. Zou dat dan voor de gemeente van Jezus Christus die op de Staart is niet kunnen gelden? Successen uit het verleden zijn weliswaar ook in de kerk geen garantie voor de toekomst, en het vraagt ook iets van de kerk waar het om gaat. Maar de eerder genoemde belofte geldt ook voor de Petruskapel: wie de vrede of bloei zoekt voor de stad(swijk), deelt zelf in die zegen: “… als het goed gaat met Babel, dan gaat het ook goed met jullie!”(Jeremia 29:7, BGT). 
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 15,  nummer 6  d.d. 22 maart 2024

vrijdag 14 februari 2014

Sacramentsbevoegdheid

Een uitermate verheugend bericht in Tijding, het ledenblad van de IZB: op zondag 10 november 2013 zijn in BOEI 90, de pioniersplek van deze organisatie en de landelijke kerk in Wateringse Veld (Den Haag) zeven mensen gedoopt, volwassenen en kinderen. In de afgelopen zes jaren is er een geloofsgemeenschap ontstaan en nu was dus de eerste doopdienst. Dat is het grootste nieuws: in een land waar de ene na de andere kerk wordt gesloten ontstond een nieuwe geloofsgemeenschap en  kwamen mensen tot geloof.
Maar  verheugend is ook het feit dat de zeven werden gedoopt door de ‘missionaire pionier‘ van deze nieuwe gemeente,  en dus niet door een dominee. Arjen ten Brinke is de eerste kerkelijk werker aan wie officieel sacramentsbevoegdheid is verleend op grond van ordinantie 2-18 van de kerkorde, over ‘gemeenten in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden’.

Het gebeuren roept herinneringen op aan de ‘strijd’ die we in 2005 en 2006 in Hervormd Krispijn voerden met het moderamen  van de synode. Ondergetekende  was toen nog geen predikant (omdat de ‘predikantsplaats’ was opgeheven) en toen de nieuwe kerkorde kwam, zagen we in dezelfde ord. 2-18 een mogelijkheid om niet voor iedere bijzondere dienst (doop, Avondmaal, bevestiging ambtsdragers) aangewezen te zijn op een echte dominee. De classis kon die bevoegdheid verlenen nadat een speciale commissie van de landelijke kerk had beoordeeld of we aan de criteria voldeden. Toen die commissie er nog helemaal niet bleek te zijn, heeft de classis de moed gehad dan maar zo toestemming te verlenen. Dus eigenlijk waren we in Krispijn het Wateringse Veld al een flink aantal jaren voor.

Maar wat mij toen bezig hield, liever gezegd:  ergerde, doet dat nog steeds: het feit dat er allerlei argumenten worden aangevoerd om uit te leggen waarom we de dingen in de kerk doen zoals we ze doen, zonder dat daarin de bijbelse gegevens een (belangrijke) rol  spelen. Dat is raar, voor een kerk die hoog opgeeft van het sola scriptura, de Schrift alleen.  Leest u het Nieuwe Testament er eens op na: Jezus liet het dopen aan zijn leerlingen over (Johannes 4:1) en  Paulus kan zich maar een paar namen herinneren van mensen die hij zelf had gedoopt (1 Kor. 1:14-17). En je kunt je toch ook niet voorstellen dat de twaalf apostelen na Pinksteren van huis naar huis renden om daar voor 3 resp. 5.000 mensen het brood te breken (Handelingen 2:46).

Een evangelisch voorganger vertelde dat er in zijn gemeente werd geklaagd dat  het Avondmaal zo weinig werd gevierd. “Dan doe je dat toch gewoon in je huiskring”, was zijn reactie. In ‘onze’ kerk geldt de eenheid van woord en sacrament als belangrijk motief om alleen mensen die (mogen) preken de sacramenten te laten bedienen. Maar dat geldt dan – uitermate inconsequent - weer niet voor iedere bevoegde prediker, alleen voor hen die bevestigd zijn tot predikant.  En dan denk ik toch dat men er in de evangelische gemeente wat zuiverder mee omgaat. Men wijst mensen aan om een groep gemeenteleden te onderwijzen in de Schriften, hen op te bouwen in het geloof, en geeft hen dus óók de ruimte om met hen het Avondmaal te vieren.

Natuurlijk kan ik me ook wat voorstellen bij de angst voor ‘wildgroei’.  Maar een  presbyteriale   kerk – waarin niet de bisschop maar de presbyters, de oudsten of ouderlingen de gemeente besturen – zou een kerkenraad ook gewoon kunnen toestaan om een godvruchtige ouderling uit haar midden de sacramenten te laten bedienen. 

Geplaatst  in Kerk op Dordt jaargang 5, nummer 4 d.d. 14 februari, p. 32

=========================================================


Onderstaande open brief stuurde ik begin 2006 aan de synode; hij werd gepubliceerd in Woord & Dienst van 18 maart 2006  (jaargang 55, nummer 6) onder de titel Voor iedere oplossing een probleem.
  

OPEN BRIEF AAN DE PKN-SYNODE 

Het is maar goed dat de discipelen, toen Jezus hen riep om Hem te volgen, geen toestemming van de kerkenraad nodig hadden   (Rikkert Zuiderveld)  ….. of van de classis, of van de synode (wa).


Geachte leden van de synode, waarde zusters en broeders,
Omdat mijn brieven aan u bij het moderamen en zijn jurist blijven steken, wend ik me  langs deze weg tot u. De gang van zaken in de kerk verontrust me namelijk zeer – en dan heb ik het voor de verandering eens niet over het homohuwelijk, over de Konkordie van Leuenberg en zelfs niet over de processen die u voert met de Hersteld (Nederlandse) Hervormden. Het gaat mij om de vraag in hoeverre uw vergadering in staat en bereid is het werk op het ‘grondvlak’ te steunen en oplossingen te zoeken als er knelpunten zijn.

In uw visienota Leren leven van de verwondering schrijft u prachtige dingen, o.a. over missionair gemeente-zijn. Uw scriba heeft daar al eerder indrukwekkende lezingen over gehouden en verhalen over geschreven; ook over de belemmeringen die weggenomen zouden moeten worden op dit terrein. Zo las ik in een interview met hem over de kerk in de stad (Kontekstueel december 2004, p. 27): “Er is bij mij ook een duidelijk verlangen naar een open vorm van kerk zijn, minder regels, meer mens- en werk-gericht.” Helaas blijkt de praktijk een stuk anders te zijn dan de mooie verhalen suggereren, en daar maak ik me grote zorgen over.


Waar gaat het om

Ik ben – als voormalig kandidaat tot de Heilige Dienst in de NHK, nu dus proponent in de PKN – werkzaam in een wijkgemeente in een achterstandswijk in Dordrecht, waarvan de predikantsplaats een jaar of twintig geleden is opgeheven. Door de grote trouw van God en een aantal gemeenteleden is de wijk er nog steeds. De laatste jaren hebben we ons toegelegd op missionaire gemeenteopbouw en we zijn nu zo ver dat we voorzichtig durven zeggen dat dat perspectief lijkt te bieden: voor de oudere gemeenteleden die ons ontvallen, komen jongeren terug, we zijn weer meer zichtbaar in de wijk en er zijn met ‘succes’ nieuwe initiatieven ontplooid (waardonder een missionair jongerenproject, samen met Youth for Christ Dordrecht).

Een praktisch probleem daarbij was en is het feit dat we voor ‘bijzonder diensten’ (doop, avondmaal, bevestiging ambtsdragers, huwelijken) aangewezen zijn op een synodaal-goedgekeurde voorgangers; dat ervaren we (als kerkenraad) niet alleen als onnatuurlijk en ‘on-pastoraal’, maar ook als erg lastig. Dus hebben we naar oplossingen gezocht; daarbij volgden we een dubbel spoor.


Het eerste spoor: ord. 2-18-1

We waren heel blij met de opening die de nieuwe kerkorde bood in ord. 2-18-1: in  (wijk)gemeenten in grootstedelijke gebieden, die in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden verkeren, kan aan ambtsdragers de bevoegdheid worden verleend ambtswerkzaamheden van een predikant te verrichten (waaronder de bediening van de sacramenten). Dat zou voor ons een uitkomst zijn, en we konden het artikel niet anders lezen dan dat het ook voor ons geschreven was. Dus hebben we op de eerste kerkenraadsvergadering na 12 december 2003 besloten een brief te sturen aan de classis met het verzoek ons deze toestemming te verlenen.

De classis heeft onze brief in februari 2004 doorgestuurd aan het LDC. Daarna bleef het twee jaar stil. Voor de eerste 1½ jaar is wel een verklaring: de genoemde “daartoe aangewezen organen van de kerk”, die de classis zouden moeten adviseren,  bestaan nog helemaal niet én de kerkenraad is in de loop van 2004 nog een tweede spoor gaan volgen. Maar nadat we in de zomer van 2005 hadden gevraagd de zaak weer op te pakken, heeft het moderamen gemeend een half jaar na die zomer – in januari 2006 – te moeten besluiten het verzoek nog niet aan de classis voor te leggen.

Er is over de vraag geen officieel advies van een bevoegd synodaal orgaan; er is zelfs helemaal geen bevoegd orgaan. Maar het moderamen van uw vergadering heeft zich wel uitgesproken in een brief; het artikel zou bedoeld zijn voor héél bijzondere omstandigheden als drugs- en aidspastoraat. Bovendien komt het oude verhaal over de eenheid van woord en sacrament dan weer op tafel.  Over die argumenten heb ik een paar vragen, waar uw moderamen niet verder op in wenst te gaan; ik citeer uit mijn brief van 21 december a.D. 2005

·         “Kunt u mij uitleggen waarom drugsgebruikers en AIDS-patiënten wél brood en wijn mogen ontvangen uit de handen van een ouderling of diaken en andere zondaren niet?

·         Kunt u mij uitleggen waarom het principe van de eenheid van Woord en sacrament wél geldt voor de ouderling (die niet mag preken en dus ook niet mag dopen enz.) en niet voor de  pastorale werker (die wel mag preken maar toch niet dopen enz.) Wilt u in uw antwoord ook Johannes 4:2 betrekken, waar - terloops - wordt gemeld dat  de leerlingen van Jezus, die toentertijd  waarschijnlijk nog geen preekbevoegdheid hadden, Jezus het werk van het dopen uit handen namen.”


Het tweede spoor: een predikantschap met bijzonder opdracht  
In de loop van 2004 werd mij gewezen op een andere mogelijkheid om ons probleem op te lossen: een missionair óf een diaconaal predikantschap. Dat laatste zou geen probleem moeten zijn; ik werk namelijk een dag in de week voor het College van Diakenen en in onze kerk wemelt het van de diaconale predikanten. Dat was ook de conclusie van de mensen van het PDC in Capelle a/d IJssel, na raadpleging van een kerkrechtdeskundige. Maar toen men er vanuit het College in Utrecht achter probeerde te komen hoe één en ander praktisch geregeld zou moeten worden, bleek men daar heel anders tegen de kwestie aan te kijken. Uw jurist kwam, óók na raadpleging van dezelfde kerkrechtdeskundige, met de mededeling dat zo’n predikantschap een oneigenlijk gebruik ervan zou zijn. Het precieze argument is voor een gewoon mens niet te volgen, maar het heeft iets te maken met het verschil tussen een instelling en een ambtelijke vergadering. (Dat bellen naar Utrecht was trouwens wel een ‘dure les’: als we niks gevraagd hadden aan  Utrecht, was er geen vuiltje aan de lucht geweest en had ik gewoon tot (diaconaal) predikant bevestigd kunnen worden.  Aldus, in de wandelgangen, de mensen uit Capelle.)  In de AK van Dordt voelde men – tot op heden - weer niet voor een missionair predikantschap; kortom: voor iedere oplossing wist wel iemand een probleem.
·         Kunt u mij uitleggen waarom er in het hele land diaconale predikanten benoemd konden en kunnen worden en in Dordt niet.

Stel dat …..

Stel dat we in een verpleeghuis in Dordt of omgeving een demente, 93-jarige emerituspredikant zouden hebben en dat we bij bijzondere diensten deze man of vrouw zouden ophalen, om hem of haar op het goede moment de goede formule uit te laten spreken of de goede handeling te laten verrichten; dat waren we kerkordelijk ‘gedekt’. We doen het niet, het zou uitermate onfatsoenlijk en oneerbiedig zijn, maar misschien is het toch goed als u nadenkt over een dergelijk scenario.

Wat we ook (nog) niet doen, is gewoon onze gang gaan, hoewel dat is het verleden op sommige terreinen een effectieve methode is gebleken; kinderen werden bijvoorbeeld al lang toegelaten aan het Avondmaal vóór het volgens de hervormde (en misschien ook wel de gereformeerde) kerkorde mocht. Maar de verleiding is wel erg groot om te zeggen, in ieder geval te denken: Laat ze maar in hun eigen sop gaarkoken, daar in Utrecht; we doen hier gewoon wat nodig is voor de opbouw van de gemeente.

Tenslotte
 Ik schrijf u deze open brief vanwege de zaak zelf. In de brief die ik u een jaar gelden stuurde, heb ik u gevraagd “op korte termijn een weg te wijzen of te ‘maken’  waardoor we hier in Krispijn onze roeping kunnen volgen en ons werk kunnen doen, niet, of zo min mogelijk, gehinderd door allerlei lastige beperkingen.” Voor uw moderamen en voor het moderamen van de hervormde classis Dordrecht bleek dat te veel gevraagd; ik hoop dat u uw invloed aan kunt én wilt aanwenden om daar verandering in te brengen.
Maar ik schrijf u, zoals ik in het begin van de brief aangaf, ook uit verontrusting over de PKN. In mijn scriptie over de kerk in de stad heb ik dr. Ray Bakke al met instemming geciteerd, maar ik snap nu nog veel beter wat hij bedoelt als hij zegt: "Negentig procent van de barrières voor missionair werk in de stad ligt niet buiten, maar binnen de kerk." Wellicht geldt voor andere delen van de kerk hetzelfde, en het lijkt me zaak dat u daar snel iets aan doet.

Ik wens u wijsheid, zegen en vreugde bij uw wer.

Wim Aanen

 


 

vrijdag 27 september 2013

…. zowel dominees als dominees .....



En God heeft zowel dominees als dominees gegeven,
zowel dominees als dominees en dominees
om de leden der kerk geestelijk te verzorgen
tot instandhouding van de kerk.
De interpretatie van Ef. 4:11 en 12 volgens veel kerken en leden van kerken.

U kent de situatie wel: een ziek en/of oud gemeentelid klaagt dat er nooit iemand van de kerk komt. Maar, zeggen de buren, wij komen hier toch bijna iedere week. En u vertelde dat er ook regelmatig iemand langskomt van de HVD*.  En de ouderling is toch vorige maand ook nog op bezoek geweest. Jawel, is het antwoord, maar de dominee komt nooit.
Ondanks alle nadruk die we vanuit de Schrift , de Reformatie en de Reformatoren  hebben meegekregen op het priesterschap van alle gelovigen, en ondanks alle nadruk die er vandaag de dag in ‘gemeenteopbouw-kringen’ wordt gelegd op de gemeente als het lichaam van Christus, zijn en blijven we toch hardnekkig een domineeskerk: pas als de dominee langs geweest is, is de kerk op bezoek geweest. En het zijn niet alleen ouderen die zo denken, en vanuit deze gedachte handelen.
Voor velen heb je in de plaatselijke kerk eerst de dominee, dan een hele poos niks, dan de ouderling, dan weer even niks, en dan de diaken. Onderaan de hiërarchie komt dan de gewone gelovige, die we nog net geen ‘leek’ zijn gaan noemen.

Maar wie goed heeft opgelet toen het de afgelopen weken in de dienst over 1 Kor. 12 ging, of wie de moeite neemt even na te kijken wat er nu echt in Ef. 4:11 en 12 staat, weet dat Paulus een andere opvatting over de gemeente had. De gemeente is het lichaam van Christus, en ieder lid is een lichaamsdeel, een ‘ledemaat’ (daar komt het woord ‘lid’ vandaan). Eén lid; niet meer en niet minder. Ook de diaken en de ouderling niet, en zelfs niet de dominee. En niemand hoeft zich méér, en niemand hoeft zich minder te voelen; ieder hoeft slechts datgene te doen waarvoor hij of zij de gaven heeft ontvangen.
Als het gaat over gemeenteopbouw wordt er nog wel eens onderscheid gemaakt tussen het verzorgingsambt (de predikant en de ouderling zorgen dat de gemeenteleden ‘geestelijk verzorgd’ worden) en het participatiemodel: ieder doet, naar de hem of haar geschonken gaven (dat wel!) zijn taak.
En de ambtsdragers: die rusten toe. Dat Griekse woord in Ef. 4:12 betekent: gereed maken om te beantwoorden aan het doel waartoe iets of iemand gesteld is. Zeelieden maken een (zeil-)schip gereed om uit te varen, een leger oefent om gereed te zijn voor de strijd, doktoren spalken een been of arm om ervoor te zorgen dat het straks weer goed kan functioneren. Zo zijn de ‘ambtsdragers’ die Paulus noemt (apostelen, profeten, evangelisten, herders, leraars; wie heeft verzonnen dat die laatste twee altijd in dezelfde persoon verenigd moeten zijn?) er om de leden van het lichaam hun taak goed te laten vervullen, opdat het hele lichaam functioneert en opgebouwd wordt.

Al zouden we het (tegen de bijbelse voorschriften in) willen: door de (financiële) nood gedwongen zal de kerk geen verzorgingskerk kunnen blijven. Dat betekent dat ze er alleen kan blijven als ze veel meer dan nu het geval is, een kerk wordt waar ieder lid zijn of haar gaven gebruikt ten dienste van het hele lichaam (en het lichaam er weer wil zijn ten dienste van de wereld om haar heen, maar dat is nog weer een ander verhaal). Hoe u ook denkt over het ambt en de vraag wie daarvoor in aanmerking komt: noch in de Bijbel noch in de belijdenis noch in de kerkorde wordt het aan iemand, van welke leeftijd of geslacht dan ook, verboden anderen te bezoeken, met hen over het evangelie te spreken, hen te bemoedigen, vermanen, troosten en met hen uit de Bijbel te lezen en/of te bidden. Om dat (weer) te ontdekken, is niet alleen nodig met het oog op de financiën; het is vooral nodig om de kerk weer te laten functioneren zoals God heeft bedoeld: als lichaam van Christus.

·   * De Hervormde Vrouwendienst; de naam is inmiddels gewijzigd in PCD, Protestantse Contactdienst. 

     Meditatie in het kerkblad Hervormd Dordrecht, nr. 23 d.d. 12 november 1998






·