Een
uitermate verheugend bericht in Tijding,
het ledenblad van de IZB: op zondag 10 november 2013 zijn in BOEI 90, de
pioniersplek van deze organisatie en de landelijke kerk in Wateringse Veld (Den
Haag) zeven mensen gedoopt, volwassenen en kinderen. In de afgelopen zes jaren
is er een geloofsgemeenschap ontstaan en nu was dus de eerste doopdienst. Dat
is het grootste nieuws: in een land waar de ene na de andere kerk wordt
gesloten ontstond een nieuwe geloofsgemeenschap en kwamen mensen tot geloof.
Maar verheugend is ook het feit dat de zeven werden
gedoopt door de ‘missionaire pionier‘ van deze nieuwe gemeente, en dus niet
door een dominee. Arjen ten Brinke is de eerste kerkelijk werker aan wie
officieel sacramentsbevoegdheid is verleend op grond van ordinantie 2-18 van de
kerkorde, over ‘gemeenten in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden’.
Het gebeuren roept herinneringen op aan de ‘strijd’ die we in 2005 en
2006 in Hervormd Krispijn voerden met het moderamen van de synode. Ondergetekende was toen nog geen predikant (omdat de
‘predikantsplaats’ was opgeheven) en toen de nieuwe kerkorde kwam, zagen we in
dezelfde ord. 2-18 een mogelijkheid om niet voor iedere bijzondere dienst
(doop, Avondmaal, bevestiging ambtsdragers) aangewezen te zijn op een echte
dominee. De classis kon die bevoegdheid verlenen nadat een speciale commissie
van de landelijke kerk had beoordeeld of we aan de criteria voldeden. Toen die
commissie er nog helemaal niet bleek te zijn, heeft de classis de moed gehad
dan maar zo toestemming te verlenen. Dus eigenlijk waren we in Krispijn het
Wateringse Veld al een flink aantal jaren voor.
Maar wat mij toen bezig hield, liever gezegd: ergerde, doet dat nog steeds: het feit dat er
allerlei argumenten worden aangevoerd om uit te leggen waarom we de dingen in de
kerk doen zoals we ze doen, zonder dat daarin de bijbelse gegevens een (belangrijke)
rol spelen. Dat is raar, voor een kerk
die hoog opgeeft van het sola scriptura,
de Schrift alleen. Leest u het Nieuwe
Testament er eens op na: Jezus liet het dopen aan zijn leerlingen over
(Johannes 4:1) en Paulus kan zich maar
een paar namen herinneren van mensen die hij zelf had gedoopt (1 Kor. 1:14-17).
En je kunt je toch ook niet voorstellen dat de twaalf apostelen na Pinksteren
van huis naar huis renden om daar voor 3 resp. 5.000 mensen het brood te breken
(Handelingen 2:46).
Een evangelisch voorganger vertelde dat er in zijn gemeente werd
geklaagd dat het Avondmaal zo weinig
werd gevierd. “Dan doe je dat toch gewoon in je huiskring”, was zijn reactie.
In ‘onze’ kerk geldt de eenheid van woord en sacrament als belangrijk motief om
alleen mensen die (mogen) preken de sacramenten te laten bedienen. Maar dat
geldt dan – uitermate inconsequent - weer niet voor iedere bevoegde prediker,
alleen voor hen die bevestigd zijn tot predikant. En dan denk ik toch dat men er in de
evangelische gemeente wat zuiverder mee omgaat. Men wijst mensen aan om een
groep gemeenteleden te onderwijzen in de Schriften, hen op te bouwen in het
geloof, en geeft hen dus óók de ruimte om met hen het Avondmaal te vieren.
Natuurlijk kan ik me ook wat voorstellen bij de angst voor ‘wildgroei’.
Maar een presbyteriale
kerk – waarin niet de bisschop maar de presbyters, de oudsten of ouderlingen
de gemeente besturen – zou een kerkenraad ook gewoon kunnen toestaan om een
godvruchtige ouderling uit haar midden de sacramenten te laten bedienen.
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 5, nummer 4 d.d. 14 februari, p. 32
=========================================================
Onderstaande open brief stuurde ik begin 2006 aan de synode; hij werd gepubliceerd in Woord & Dienst van 18 maart 2006 (jaargang 55, nummer 6) onder de titel Voor iedere oplossing een probleem.
OPEN BRIEF AAN DE PKN-SYNODE
Het is maar goed dat de discipelen, toen
Jezus hen riep om Hem te volgen, geen toestemming van de kerkenraad nodig
hadden (Rikkert Zuiderveld) ….. of van
de classis, of van de synode (wa).
Geachte
leden van de synode, waarde zusters en broeders,
Omdat mijn
brieven aan u bij het moderamen en zijn jurist blijven steken, wend ik me langs deze weg tot u. De gang van zaken in de
kerk verontrust me namelijk zeer – en dan heb ik het voor de verandering eens niet
over het homohuwelijk, over de Konkordie van Leuenberg en zelfs niet over de
processen die u voert met de Hersteld (Nederlandse) Hervormden. Het gaat mij om
de vraag in hoeverre uw vergadering in staat en bereid is het werk op het
‘grondvlak’ te steunen en oplossingen te zoeken als er knelpunten zijn.
In uw
visienota Leren leven van de verwondering schrijft u prachtige dingen, o.a.
over missionair gemeente-zijn. Uw scriba heeft daar al eerder indrukwekkende
lezingen over gehouden en verhalen over geschreven; ook over de belemmeringen
die weggenomen zouden moeten worden op dit terrein. Zo las ik in een interview
met hem over de kerk in de stad (Kontekstueel december 2004, p. 27): “Er is bij
mij ook een duidelijk verlangen naar een open vorm van kerk zijn, minder
regels, meer mens- en werk-gericht.” Helaas blijkt de praktijk een stuk anders
te zijn dan de mooie verhalen suggereren, en daar maak ik me grote zorgen over.
Waar gaat het om
Ik ben – als voormalig kandidaat tot de Heilige Dienst in de NHK, nu
dus proponent in de PKN – werkzaam in een wijkgemeente in een achterstandswijk
in Dordrecht, waarvan de predikantsplaats een jaar of twintig geleden is
opgeheven. Door de grote trouw van God en een aantal gemeenteleden is de wijk
er nog steeds. De laatste jaren hebben we ons toegelegd op missionaire
gemeenteopbouw en we zijn nu zo ver dat we voorzichtig durven zeggen dat dat
perspectief lijkt te bieden: voor de oudere gemeenteleden die ons ontvallen,
komen jongeren terug, we zijn weer meer zichtbaar in de wijk en er zijn met ‘succes’
nieuwe initiatieven ontplooid (waardonder een missionair jongerenproject, samen
met Youth for Christ Dordrecht).
Een
praktisch probleem daarbij was en is het feit dat we voor ‘bijzonder diensten’
(doop, avondmaal, bevestiging ambtsdragers, huwelijken) aangewezen zijn op een
synodaal-goedgekeurde voorgangers; dat ervaren we (als kerkenraad) niet alleen
als onnatuurlijk en ‘on-pastoraal’, maar ook als erg lastig. Dus hebben we naar
oplossingen gezocht; daarbij volgden we een dubbel spoor.
Het eerste spoor: ord. 2-18-1
We waren
heel blij met de opening die de nieuwe kerkorde bood in ord. 2-18-1: in (wijk)gemeenten in grootstedelijke gebieden,
die in bijzondere missionaire, diaconale en pastorale omstandigheden verkeren,
kan aan ambtsdragers de bevoegdheid worden verleend ambtswerkzaamheden van een
predikant te verrichten (waaronder de bediening van de sacramenten). Dat zou
voor ons een uitkomst zijn, en we konden het artikel niet anders lezen dan dat
het ook voor ons geschreven was. Dus hebben we op de eerste
kerkenraadsvergadering na 12 december 2003 besloten een brief te sturen aan de
classis met het verzoek ons deze toestemming te verlenen.
De classis
heeft onze brief in februari 2004 doorgestuurd aan het LDC. Daarna bleef het
twee jaar stil. Voor de eerste 1½ jaar is wel een verklaring: de genoemde
“daartoe aangewezen organen van de kerk”, die de classis zouden moeten
adviseren, bestaan nog helemaal niet én
de kerkenraad is in de loop van 2004 nog een tweede spoor gaan volgen. Maar
nadat we in de zomer van 2005 hadden gevraagd de zaak weer op te pakken, heeft
het moderamen gemeend een half jaar na die zomer – in januari 2006 – te moeten
besluiten het verzoek nog niet aan de classis voor te leggen.
Er is over
de vraag geen officieel advies van een bevoegd synodaal orgaan; er is zelfs
helemaal geen bevoegd orgaan. Maar het moderamen van uw vergadering heeft zich
wel uitgesproken in een brief; het artikel zou bedoeld zijn voor héél
bijzondere omstandigheden als drugs- en aidspastoraat. Bovendien komt het oude
verhaal over de eenheid van woord en sacrament dan weer op tafel. Over die argumenten heb ik een paar vragen,
waar uw moderamen niet verder op in wenst te gaan; ik citeer uit mijn brief van
21 december a.D. 2005
·
“Kunt u mij uitleggen waarom drugsgebruikers en
AIDS-patiënten wél brood en wijn mogen ontvangen uit de handen van een
ouderling of diaken en andere zondaren niet?
·
Kunt u mij uitleggen waarom het principe van de
eenheid van Woord en sacrament wél geldt voor de ouderling (die niet mag preken
en dus ook niet mag dopen enz.) en niet voor de pastorale werker (die wel mag preken maar
toch niet dopen enz.) Wilt u in uw antwoord ook Johannes 4:2 betrekken, waar -
terloops - wordt gemeld dat de
leerlingen van Jezus, die toentertijd
waarschijnlijk nog geen preekbevoegdheid hadden, Jezus het werk van het
dopen uit handen namen.”
Het tweede
spoor: een predikantschap met bijzonder opdracht
In de loop van 2004 werd mij gewezen op een
andere mogelijkheid om ons probleem op te lossen: een missionair óf een
diaconaal predikantschap. Dat laatste zou geen probleem moeten zijn; ik werk
namelijk een dag in de week voor het College van Diakenen en in onze kerk
wemelt het van de diaconale predikanten. Dat was ook de conclusie van de mensen
van het PDC in Capelle a/d IJssel, na raadpleging van een kerkrechtdeskundige.
Maar toen men er vanuit het College in Utrecht achter probeerde te komen hoe
één en ander praktisch geregeld zou moeten worden, bleek men daar heel anders
tegen de kwestie aan te kijken. Uw jurist kwam, óók na raadpleging van dezelfde
kerkrechtdeskundige, met de mededeling dat zo’n predikantschap een oneigenlijk
gebruik ervan zou zijn. Het precieze argument is voor een gewoon mens niet te
volgen, maar het heeft iets te maken met het verschil tussen een instelling en
een ambtelijke vergadering. (Dat bellen naar Utrecht was trouwens wel een ‘dure
les’: als we niks gevraagd hadden aan
Utrecht, was er geen vuiltje aan de lucht geweest en had ik gewoon tot
(diaconaal) predikant bevestigd kunnen worden.
Aldus, in de wandelgangen, de mensen uit Capelle.) In de AK van Dordt voelde
men – tot op heden - weer niet voor een missionair predikantschap; kortom: voor
iedere oplossing wist wel iemand een probleem.
·
Kunt u mij
uitleggen waarom er in het hele land diaconale predikanten benoemd konden en
kunnen worden en in Dordt niet.
Stel dat …..
Stel dat we
in een verpleeghuis in Dordt of omgeving een demente, 93-jarige
emerituspredikant zouden hebben en dat we bij bijzondere diensten deze man of
vrouw zouden ophalen, om hem of haar op het goede moment de goede formule uit
te laten spreken of de goede handeling te laten verrichten; dat waren we
kerkordelijk ‘gedekt’. We doen het niet, het zou uitermate onfatsoenlijk en
oneerbiedig zijn, maar misschien is het toch goed als u nadenkt over een
dergelijk scenario.
Wat we ook
(nog) niet doen, is gewoon onze gang gaan, hoewel dat is het verleden op
sommige terreinen een effectieve methode is gebleken; kinderen werden
bijvoorbeeld al lang toegelaten aan het Avondmaal vóór het volgens de hervormde
(en misschien ook wel de gereformeerde) kerkorde mocht. Maar de verleiding is
wel erg groot om te zeggen, in ieder geval te denken: Laat ze maar in hun eigen
sop gaarkoken, daar in Utrecht; we doen hier gewoon wat nodig is voor de opbouw
van de gemeente.
Tenslotte
Ik schrijf u
deze open brief vanwege de zaak zelf. In de brief die ik u een jaar gelden
stuurde, heb ik u gevraagd “op korte termijn een weg te wijzen of te
‘maken’ waardoor we hier in Krispijn
onze roeping kunnen volgen en ons werk kunnen doen, niet, of zo min mogelijk,
gehinderd door allerlei lastige beperkingen.” Voor uw moderamen en voor het
moderamen van de hervormde classis Dordrecht bleek dat te veel gevraagd; ik
hoop dat u uw invloed aan kunt én wilt aanwenden om daar verandering in te
brengen.
Maar ik
schrijf u, zoals ik in het begin van de brief aangaf, ook uit verontrusting
over de PKN. In mijn scriptie over de kerk in de stad heb ik dr. Ray Bakke al
met instemming geciteerd, maar ik snap nu nog veel beter wat hij bedoelt als
hij zegt: "Negentig procent van de barrières voor missionair werk in de
stad ligt niet buiten, maar binnen de kerk." Wellicht geldt voor andere
delen van de kerk hetzelfde, en het lijkt me zaak dat u daar snel iets aan
doet.
Ik wens u wijsheid, zegen en vreugde bij uw wer.
Wim Aanen