Het kan u zomaar zijn ontgaan, tweede helft februari, toen de media vol stonden met berichten over de vreselijke aardbeving in Syrië en Turkije, een jaar oorlog in Oekraïne en allerlei proefballonnetjes van politieke partijen in aanloop naar de verkiezingen van 15 maart. Maar tussen al die ellende was er ook nog verrassend goed nieuws: op de Amerikaanse universiteit Asbury in Wilmore, Kentucky, was een opwekking aan de gang.
Op die universiteit zijn er drie keer per week bijeenkomsten die studenten én stafleden verplicht bij moeten wonen; waarschijnlijk iets in de trant van christelijke ‘dagopeningen’. Maar op woensdagochtend 8 februari gebeurde er iets bijzonders: na de bijeenkomst bleven een paar studenten nog wat langer om te bidden. En ze gingen niet meer weg; integendeel: andere studenten voegden zich bij hen. En na verloop van tijd ook anderen van buiten de universiteit, soms van heinde en ver. Een aantal weken ging de bijeenkomst door, dag en nacht, en er gebeurden allerlei opzienbarende dingen: mensen stelden de vraag wat zij moeten doen om behouden te worden, ze beleden hun zonden, er werden mensen genezen, er was eenheid, honger naar de bijbel, veel gebed en lofprijzing. Kortom: het leek wel Pinksteren. Het werd steeds drukker in Asbury. Wie niet meer in de aula paste, kon de bijeenkomst volgen op grote schermen buiten, en natuurlijk op de ‘socials’. Tot de verantwoordelijken van de universiteit het wijze besluit namen er een er een einde aan te maken.
Mensen die ooit zijn onderwezen in de kerkgeschiedenis leerden in de regel veel meer over scheuringen in de kerk - christenen die elkaar in de Naam des Heren vervloekten, de hersens insloegen of op de brandstapel gooiden - dan over opwekkingen. Maar ze waren er alle eeuwen door, grote en kleine. Soms gingen ze gepaard met ontsporingen en misstanden, maar er zijn ook prachtige voorbeelden van sociale hervormingen die er het gevolg van waren. Zo hoorde ik ooit het verhaal dat er problemen ontstonden in de mijnen in Wales na de opwekking aldaar; de ezels die de kolenkarretjes moesten trekken, kwamen niet meer in beweging omdat ze niet langer werden uitgevloekt en geslagen.
We zijn onderweg naar Pinksteren; niet voor niets vaak aangeduid als het stiefkindje op de kerkelijke feestkalender. Naar Kerst en Pasen leven we uitvoerig toe in vier adventsweken respectievelijk zeven zondagen of 40 dagen ‘lijdenstijd’. En op het feest zelf halen we alles uit de kast. Maar Pinksteren: dat is het zomaar ineens; we kennen niet zo iets als een pinksteradvent. En als de Pinksterdag aanbreekt zitten veel kerkgangers op de camping; voor een deel op die in Biddinghuizen, bij de grote Pinksterconferentie van stichting Opwekking.
Een opwekking kun je niet organiseren. En meestal ook niet aan zien komen. Maar je kunt er wel naar verlangen, en er om bidden. Die zaken blijken er achteraf ook vaak aan ten grondslag te liggen: mensen die langdurig en trouw om zo’n opwekking hebben gebeden. Van Corrie ten Boom wordt verteld dat ze (ooit, of vaker) een cirkel op de grond tekende, daar in ging staan en dan bad of God een opwekking wilde geven, en die binnen de cirkel wilde beginnen. Dat verlangen wordt ook verwoord in een Johannes de Heer-lied (ook opgenomen in veel nieuwe bundels; zoek op Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg o Heer). Daarin zingt en bidt de gemeente:
O, heil’ge Geest, kom tot uw heerschappij.
Schenk een herleving en begin bij mij.
Tijdens het schrijven van deze PS dacht ik ineens: misschien gebeuren er op ons eiland wel hoopvolle dingen omdat gestorven heiligen als Wil den Hollander - het ‘bidvrouwtje’ - en Teun van der Weijden daar lang en intens voor hebben gebeden.
Verwachtingsvol Pinksteradvent gewenst.