Arme mensen moet je helpen: hongerigen voeden, dorstigen te drinken geven, vreemdelingen huisvesten, naakten kleden, zieken en gevangenen bezoeken. Jezus noemt deze zes werken van barmhartigheid (in Mt. 25:31-46), en ‘Rome' voegde er nog een zevende aan toe: de doden begraven. Overduidelijk wat Jezus van zijn volgelingen verwacht. Maar soms is de toepassing wat lastiger. Diakenen, diaconieën en anderen die goed willen doen staan wel eens voor een dilemma. Ik noem er drie, in de hoop dat u mee wilt denken.
1. werkvakanties
U kent het concept: jongeren sparen een flink bedrag, al dan niet via sponsoring, en doen voor dat geld mee aan een diaconale werkvakanties. Ze gaan in een ver land bijvoorbeeld helpen om een schooltje te bouwen. Prachtig natuurlijk: dat er nog jongeren zijn die niet kiezen voor een strandvakantie maar zich in hun vrije tijd op deze manier inzetten voor hun naaste. Maar de afgelopen maand hoorde ik een directeur van een christelijke hulporganisatie die hier vraagtekens bij zette: wat doet het met het zelf respect van de mensen die op deze manier geholpen worden als er een groep middelbare scholieren voor hen een school of kerk komt bouwen. En hoe economisch is het; zou de klus niet veel beter en goedkoper geklaard kunnen worden als het geld van de reizen naar het land toe was gegaan en de mensen zelf het gebouw hadden neergezet.
Er is wel een belangrijk tegenargument: jongeren komen anders terug van zo’n reis. Ze beschouwen onze welvaart niet meer als vanzelfsprekend en krijgen ook oog voor de nood in hun eigen stad. Dus een confrontatie met echte armoede is een goed ding. Maar misschien kan dat ook anders dan via een werkvakantie.
2. hulpgoederen versturen
De dag nadat er een orkaan over de Antillen was geraasd, kwam er een Antilliaanse Rotterdammer - of Rotterdamse Antilliaan - in het nieuws die bezig was hulpgoederen te verzamelen om die naar de getroffen eilanden te versturen. Alles was welkom!
Nu kan zo’n actie nuttig zijn als noodhulp, als er helemaal niks meer is of werkt in een rampgebied. Maar een ‘arm land’ waar wel (weer) het een en ander te koop is, is natuurlijk veel beter geholpen met hulpgoederen die in het land zelf worden gekocht. Het scheelt een hoop verzendkosten, maar bovendien snijdt het mes dan aan twee kanten: de plaatselijke economie wordt gestimuleerd en dus helpt de hulpactie om het land weer, of méér, op eigen benen te laten staan. En dus om het moment aan te laten breken dat de hulp niet meer nodig is.
Goederen inzamelen en (misschien wel zelf) wegbrengen is wellicht veel bevredigender voor de westerse ‘hulpverlener’; lekker concreet. En daarom levert het misschien ook wel meer op. Maar misschien zou de vraag waarmee ‘de ander’ het meest gebaat is toch voorop moeten staan.
3. hongerigen voeden
De Voedselbank hanteert strenge criteria: méér leefgeld dan een heel klein beetje: dan geen voedselpakket. Anderen - zoals Broodnodig van de Dordtse Evangelisatie, het DAC en het inloophuis van De Hoop, - delen hun voedsel uit zonder te vragen naar het bestedingspatroon van de mensen die zich melden. Dagelijks Brood - óók DE - zit daar tussen in: die baseert zich op de diaken of hulpverlener die de persoon of het gezin aanmeldt. Maar wat als die een fors deel van het schamele inkomen van de hulpvrager besteed wordt aan sigaretten, alcohol of andere drugs? Of aan een duur telefoonabonnement. Of wat als de hulpvrager vindt dat de auto perse moet blijven, terwijl die niet echt nodig is. Van al die dingen kun je nog zeggen dat die persoon dat voor zichzelf doet. Maar het wordt al lastiger als hij of zij zich geroepen weet voor een stuk of 10 zwerfhonden of -katten te zorgen, en daardoor zichzelf tekort doet. En helemaal ingewikkeld wordt het als de hulpvrager maandelijks een bedrag overmaakt aan zijn familie, die in een ver Afrikaans land in armoede leeft.
Dilemma’s: wie het weet mag het zeggen.
Geplaatst in Kerk op Dordt jaargang 8, nummer 20 d.d. 20 oktober 2017