Vorige maand vond ik op het lectuurrek
van onze wijkgemeente twee exemplaren van het blad De Waarheidsvriend. Voor wie het niet weet: dat is de ‘wekelijkse
uitgave van de Gereformeerde Bond’; vroeger in de Nederlandse Hervormde Kerk,
nu in de Protestantse Kerk in Nederland.
Nu ligt er op dat rek wel vaker ongevraagd – en soms ongewenst – reclamedrukwerk, maar hier zit wat anders achter, vermoed ik. Het ging namelijk om het nummer van 7 maart 2013, met het thema dat ook boven deze blog staat: Hervormd & Evangelisch. ‘De bond’- zoals deze modaliteit in de Protestantse kerk kortheidshalve wordt aangeduid – heeft maar liefst 18.000 exemplaren extra laten drukken van dit nummer, dat ook nog eens ‘extra dikke uitgave’ is. Omdat onze wijkgemeente zich wel eens gekscherend ‘hervormd op evangelische grondslag’ noemt – naar analogie van de bonders, die zichzelf vaak aanduiden als ‘hervormd op gereformeerde grondslag’ - heeft het wellicht iemand goed gedacht ons twee van de 18.000 extra exemplaren te schenken. Dank daarvoor!
Nu ligt er op dat rek wel vaker ongevraagd – en soms ongewenst – reclamedrukwerk, maar hier zit wat anders achter, vermoed ik. Het ging namelijk om het nummer van 7 maart 2013, met het thema dat ook boven deze blog staat: Hervormd & Evangelisch. ‘De bond’- zoals deze modaliteit in de Protestantse kerk kortheidshalve wordt aangeduid – heeft maar liefst 18.000 exemplaren extra laten drukken van dit nummer, dat ook nog eens ‘extra dikke uitgave’ is. Omdat onze wijkgemeente zich wel eens gekscherend ‘hervormd op evangelische grondslag’ noemt – naar analogie van de bonders, die zichzelf vaak aanduiden als ‘hervormd op gereformeerde grondslag’ - heeft het wellicht iemand goed gedacht ons twee van de 18.000 extra exemplaren te schenken. Dank daarvoor!
Maar ondertussen wel jammer dat het
anoniem gebeurde. Want ik ben zo benieuwd naar de motieven van de goede gever. Leek
het hem of haar wel interessante kost voor ons om te zien hoe er in de bond
over ons wordt gedacht, of wilde hij of zij ons ernstig waarschuwen voor de
koers die we varen. Dat was namelijk wel heel vaak de teneur van wat geschreven
werd over evangelicals in de bond en
verwante ‘bevindelijk gereformeerde’ kerken. Stadsgenoot dr. Fred van Lieburg
kan het zich ook nog herinneren; in een column in het blad schrijft hij: ”… zelfs op de middelbare leerschool van
interkerkelijkheid stonden ‘evangelischen’ aan de kant van de sekten en
stromingen of het juichend christendom. Ze miskenden de belijdenis, de
bekering, het verbond, de ambten en wat al meer.” Ik heb ze zelf ook wel onder ogen gehad: (catechisatie-)boekjes waarin de Pinkstergemeenten, soms ook de
Baptisten en de mensen van het Zoeklicht, vrolijk tussen de Mormonen en Jehovagetuigen
werden geschaard; soms zelfs tussen groepen die verwant waren aan de oosterse
godsdiensten.
25 jaar gelden besteedde De
Waarheidsvriend ook aandacht aan het onderwerp; toen omdat veel jongeren
overstapten naar een evangelische gemeente, nu vooral omdat veel mensen die
‘evangelische invloeden’ ondergingen daarmee in de kerk blijven. Tot ‘overgedoopte’
ambtsdragers aan toe. Als het om de beoordeling gaat, constateert Van Lieburg: ”De
scherpte is er misschien wat af, maar de kritische beeldvorming leeft voort.”
Nu kan ik me best wat voorstellen bij
het oordeel van ds. P. Nobel uit
Waddinxveel. Hij bezocht de baptistengemeente Ichthus in zijn woonplaats en
hoorde daar een goede preek over Prediker 1 (“zeer inhoudelijk en gedegen”)
maar knapte af op de “theologische oppervlakkigheid in de praatjes van de
aanbiddingleidster en de leidinggevende oudste” (in evangelische gemeenten
neemt met de vermaning uit 1 Kor. 14 dat ‘ieder iets’ heeft wat serieuzer dan
in de traditionele kerken; een prediker preekt alleen maar, anderen gaan voor
in de andere delen van de dienst. Met, inderdaad, soms tot gevolg dat er weinig samenhang is
tussen de verschillende delen).
In alle jaren dat ik contacten heb met
zusters en broeders uit evangelische gemeenten heb ik ook meer dan eens last gehad van kromme tenen. Alle vooroordelen
die er tegen evangelischen bestaan heb ik wel een keer bevestigd gezien. En ik
heb ook ontdekt dat het niet alles goud is wat er blinkt en dat evangelische
gemeenten soms worstelen met problemen waar we in de traditionele kerken
veertig jaar geleden mee te maken hadden, en soms nog hebben: jongelui die
zitten te donderjagen op de achterste rij, bijvoorbeeld, of gemeenteleden die heel gemakkelijk een paar weken het bezoek aan de dienst overslaan. En ook
in dit segment van de Christus’ kerk gaan mensen scheiden of komen uit de kast als
homo en moet een broederraad daar wat mee.
Maar wat geldt voor evangelischen, is
ook van toepassing bij reformatorische
kerken, en bij de ‘midden-orthodoxen’ -om maar even bij de hervormde
terminologie te blijven -: je kunt alle vooroordelen wel ergens bevestigd
krijgen. En gelukkig blijkt uit het genoemde exemplaar van de Waarheidsvriend dat dat besef er ook bij de bond is.
Waarom ik me verwant voel met de
evangelische beweging binnen de PKN is
het feit dat men de goede elementen uit de eigen kerk wil verrijken met die uit
de wereldwijde evangelische beweging. Daartoe is ooit het Evangelisch
Werkverband binnen de
Protestantse Kerk in het leven geroepen. Predikanten vroegen zich af het echt
nodig was om te kiezen: de zaken die ze in hun christelijke studentenvereniging
of in organisaties als Youth for Christ hadden leren kennen en waarderen
loslaten óf zich aansluiten bij een evangelische gemeente. Met de oprichting
van het EW koos men voor een – wat mij betreft: uiterst heilzame – derde weg.
Evangelische delen met de Reformatoren de sola’s, met de mensen van de Nadere
reformatie de nadruk op een persoonlijk geloof en geloofsbeleving en met de
mensen van het Reveil de nadruk op de missionaire taak van alle gelovigen. En,
misschien moet je daaraan toevoegen: ze hebben tegenwoordig vrij breed te overtuiging
dat de gaven van de Heilige Geest (de charismata)
ook vandaag nog geschonken worden en dat het niet aan de Heilige Geest ligt dat
we daar in de Westerse kerk zo weinig van merken. Een les die ze dankbaar
leerden van de Pinkster- en Volle Evangeliegemeente.
Youth for Christ
heeft als motto: Geared to the
Times, Anchored to the Rock. Dat is, wat mij betreft, evangelisch op
z’n best: je houdt vast aan het fundament, maar staat en gaat daarmee volop de
wereld in om te delen wat je zelf hebt
ontvangen.
Drs. P.J.
Vergunst, secretaris van de bond en hoofdredacteur van de Waarheidsvriend,
schrijft in zijn bijdrage aan dit nummer dat het niet wil inzoomen op de
theologische overeenkomsten en verschillen tussen gereformeerden en
evangelischen, maar “kerkenraden en gemeenteleden wel handvatten bieden voor
het (geloofs)gesprek binnen de gemeente, voor het formuleren van beleid (…)
vanuit het besef dat we inde christelijke gemeente aan elkaar gegeven zijn en
ieder geroepen is haar met de eigen gaven te dienen, tot haar opbouw”. Goeie
zaak; alleen blijft het dan hopelijk niet bij een binnenkerkelijk gesprek, maar
probeert men ook eens te ontdekken wie die evangelischen – in hun eigen kerk
en/of daarbuiten – nu werkelijk zijn. Om misschien wel tot de ontdekking te
komen dat de overeenkomsten veel groter te zijn dan de verschillen. En om van
daaruit ook, verankerd aan dezelfde Rots, te zoeken naar mogelijkheden om in te
spelen op wat er in de wereld rondom aan de hand is.